Kleur tl3

Beeldaspect Kleur
1 / 46
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Beeldaspect Kleur

Slide 1 - Slide

3. BEELDASPECT KLEUR
Wat is kleur? Hoe zien we kleur?

Slide 2 - Slide

Beeldaspect KLEUR
Begrippen
Kleuren mengen
  • kleurencirkel
  • primaire / secundaire kleuren
  • verzadigde kleuren / zuivere kleuren
  • niet-kleuren
Kleurcombinaties
  • kleurverloop
  • kleurenfamilie

Kleurcontrasten
  • kleur-tegen-kleurcontrast
  • licht-donkercontrast
  • warm-koudcontrast
  • complementaire contrast
  • kwaliteitscontrast
  • kwantiteitscontrast



Slide 3 - Slide

Beeldaspect KLEUR
Begrippen
Kleurgebruik
  • expressief
  • impressief
  • symbolisch
  • functioneel
  • decoratief
  • tonaal

Kleurgroep
  • signaalkleur
  • schutkleur
  • steunkleur



Slide 4 - Slide

KLEUREN MENGEN

Een kleurencirkel is een manier om zichtbaar te maken hoe de primaire kleuren, secundaire kleuren en tertiaire kleuren in elkaar overlopen.


  • Johannes Itten ontwikkelde deze kleurencirkel in 1930. Het is samengesteld uit 12 zuivere kleuren.

Slide 5 - Slide

KLEUR

Slide 6 - Slide

Secundaire kleuren
  • secundaire kleuren ontstaan wanneer we twee primaire kleuren met elkaar mengen

  • oranje, groen en paars zijn secundaire kleuren, hiernaast zie je hoe je deze kleuren mengt

Slide 7 - Slide

KLEUR

Slide 8 - Slide

Verzadigde kleuren/
zuivere kleuren=
felle pure kleuren

hoe meer zwart of wit of een andere kleur er doorheen gemengd is, hoe minder verzadigd/zuiver de kleur is




Slide 9 - Slide

Niet-Kleuren
Zwart en wit worden ook wel de niet-kleuren genoemd omdat ze niet als spectrumkleur voorkomen.

Slide 10 - Slide

Kleurenfamilie
  • dit zijn alle kleuren die uit dezelfde kleur zijn gemengd. Ze verschillen heel weinig van elkaar. Bijvoorbeeld alle kleuren rood. Maar ook roden en paarsen behoren tot dezelfde kleurenfamilie 
  • kleuren in een kleurenfamilie hebben steeds één kleur gemeenschappelijk 

    Slide 11 - Slide

    KLEURHELDERHEID
    Helderheid wordt bepaald door de hoeveelheid licht die de kleur uitstraalt. Geel is de helderste kleur uit de kleurencirkel.

    Slide 12 - Slide

    Stel je in de kleurenbol de evenaar voor als de kleurencirkel.  
    Verhelderen Als je een kleur mengt met wit. Hoe meer wit hoe lichter en helderder de kleur wordt. In de kleurenbol: naar boven toe worden de kleuren lichter. 

    Verdonkeren Met zwart maak je een kleur donkerder. De helderheid neemt af. In de kleurenbol: de kleuren naar onderen toe worden donkerder. 

    Verzadigen Als je een kleur mengt met een grijs van gelijke helderheid wordt de kleur minder verzadigd. ( Dus niet lichter of donkerder!) In de kleurenbol: de kleuren naar binnen toe worden steeds grijzer.

    Slide 13 - Slide

    Kleurtoon Als je een kleur verheldert of verdonkert, verandert de kleurtoon. De kleurtoon geeft dus aan hoe licht of donker een kleur is. 

    Kleurtint Je kunt van één kleur verschillende tinten hebben. Van geel heb je bijvoorbeeld de tinten geelgroen en oranjegeel. 

    Kleurenfamilie Als een aantal kleuren dezelfde eigenschappen hebben. Bijv.: - één kleur met verschillende helderheden: lichtrood en donkerrood. - een combinatie van warme kleuren. Bijv.: rood met oranje en geel. - verschillende tinten van een kleur . Bijv.: mosgroen en blauwgroen.
    Claude Monet, Waterlelies

    Slide 14 - Slide

    KLEURCONTRASTEN

    Slide 15 - Slide

    Koud-warmcontrast
    Licht-donkercontrast
    kleur-tegen-kleurcontrast
    Kwantiteitscontrast
    Complimentaircontrast
    Kwaliteitscontrast

    Slide 16 - Slide

    WARM-KOUD kleurcontrast:
    Het verschil in koude en warme kleuren.

    Slide 17 - Slide

    Warme en koude kleuren
    warme kleuren:
    • zijn warm en gezellig 
    • lijken dichterbij
    • vormen een contrast met koude kleuren 

    koude kleuren:
    • zijn koel en rustig 
    • lijken verder weg
    • vormen een contrast met warme kleuren 

      Slide 18 - Slide

      KLEUR

      Slide 19 - Slide

      Complementair contrast

      Kleurcontrast tussen kleuren die tegenover elkaar staan in de kleuren cirkel. Altijd 1 primaire kleur (Ongemengd) en 1 secundaire kleur (Gemengd).

      Dit zijn: 
      Geel <> Paars
      Rood <> Groen
      Blauw <> Oranje

      Slide 20 - Slide

      voorbeeld
      Ik wil de aandacht op de persoon richten: 

      Kleur: Complimentair kleurcontrast van de rode jas en de groene bergen
      Licht: slagschaduw

      Slide 21 - Slide

      KLEURGEBRUIK
      Expressief kleurgebruik 
      Expressie is uitdrukking. Met kleuren kun je gevoelens uitdrukken. De kunstenaar gaat dan uit van het gevoel en daar de kleuren bij kiezen. De kleuren hoeven dus niet realistisch te zijn. Expressieve kleuren zijn meestal fel, primair en contrasterend. 

      Impressief kleurgebruik 
      Impressie betekent indruk. De legt kleuren vast, zoals hij ze waarneemt onder invloed van een bepaalde ( natuurlijk) lichtval. 

      Symbolisch kleurgebruik 
      Aan kleuren wordt een bepaalde betekenis verleend. Voorbeelden uit de westerse cultuur: *rood: warmte, liefde, gevaar. * groen: hoop. * wit: onschuld. * zwart: rouw, dood.

      Slide 22 - Slide

      KLEURGROEP
      Kleuren die tot een bepaalde groep horen met een bepaald karakter of kenmerk. 

      Signaalkleur 
      Deze zijn heel opvallend, ze waarschuwen ons: let op, kijk uit, eet mij niet , enz. 

      Schutkleur 
      Kleuren die bedoeld zijn om niet op te vallen. Aangepast aan de omgeving. Veel dieren en planten hebben schutkleuren om zich te beschermen. Soms dragen mensen ook schutkleuren bv. een soldaat. 

      Steunkleur 
      Om een deel van de tekst te benadrukken kun je gebruik maken van een steunkleur, zoals de koppen en trefwoorden van het deze presentatie.

      Slide 23 - Slide

      Quiz

      Slide 24 - Slide

      KleurKleurKleurKleur!
      Op de volgende dia zie je straks een schilderij van Pablo Picasso. De personen op de schilderij zijn niet belangrijk. Wel is de sfeer belangrijk.
      Kijk maar eens goed!
      Probeer uit te leggen wat de sfeer is op de schilderijen en gebruik in je antwoord het beeldaspect kleur. Welke kleursoorten zie je? Welke kleuren zorgen voor de sfeer? Op de dia erna kun je antwoord geven.

      Slide 25 - Slide

      -

      Slide 26 - Slide

      Omschrijf de voorstelling van het schilderij en de vormgeving. Dus wat zie je en hoe is het schilderij vormgegeven? Gebruik in je antwoord het beeldaspect kleur.

      Slide 27 - Open question

      Dit is een schilderij van Pablo Picasso. Hij maakte dit werk in zijn blauwe periode. In deze periode voelde hij zich verdrietig. Een goede vriend was net overleden en hij mistte zijn thuisland Spanje. Als we kijken naar de voorstelling zien we 3 figuren aan een water staan. Ze staan in een verkleumde houding met de hoofden gebogen. De gezichtsuitdrukkingen zijn somber.
      Vormgeving: Het schilderij bestaat uit voornamelijk blauwe kleuren. Als een werk uit vooral één kleur bestaat noemen we dat monochroom. Het blauw in het schilderij is koud. Het blauw samen met het grijs zorgt voor een grauwe sfeer, het zijn vooral onverzadigde kleuren dus niet de primaire kleur blauw maar de zuivere kleur blauw afgezwakt met onder andere zwart en wit. Zwakke kleuren blauw.
      Picasso heeft de ellende van deze figuren dus extra versterkt door blauwe en grijze kleuren te gebruiken. Om toch aandacht naar de hoofden, handen en voeten te trekken zijn die ene beetje warm geel gemaakt.

      Slide 28 - Slide

      Om even te laten zien hoeveel invloed kleur heeft op de sfeer of uitstraling van een werk hier hetzelfde schilderij maar dan in het geel. Nu lijkt de vormgeving, de kleur weinig te maken te hebben met de voorstelling.

      Slide 29 - Slide

      Hoe noem je de kleuren die gebruikt zijn? (kleuren die gemengd zijn met zwart of wit)
      A
      verzadigde kleuren
      B
      onverzadigde kleuren

      Slide 30 - Quiz

      De secundaire kleuren zijn:
      A
      groen, paars en bruin
      B
      oranje, paars en geel
      C
      groen, oranje en blauw
      D
      groen, oranje en paars

      Slide 31 - Quiz

      Wit is geen kleur. We noemen dat een niet kleur. Waarom is wit geen kleur?
      A
      Omdat wit alle kleuren weerkaatst.
      B
      Omdat wit alle kleuren opneemt.
      C
      Omdat wit alleen rood licht weerkaatst.
      D
      Omdat wit alleen groen weerkaatst.

      Slide 32 - Quiz

      Bij een complementair kleurcontrast staat er altijd een primaire kleur tegenover een secundaire kleur.
      A
      Waar
      B
      Niet waar

      Slide 33 - Quiz

      Welke kleuren zijn de PRIMAIRE KLEUREN? (basiskleuren)
      A
      Secundaire kleuren
      B
      Primaire kleuren
      C
      Tertiaire kleuren
      D
      Warme kleuren

      Slide 34 - Quiz

      De primaire kleuren zijn?
      A
      rood,groen en blauw
      B
      blauw, geel en rood
      C
      groen,paars en oranje
      D
      blauw, oranje en geel

      Slide 35 - Quiz

      Zwart is ook geen kleur. We noemen dat een niet kleur. Waarom is zwart geen kleur?
      A
      Omdat Zwart alleen geel licht weerkaatst.
      B
      Omdat zwart al het rode licht opneemt.
      C
      Omdat zwart al het licht weerkaatst.
      D
      Omdat zwart al het licht opneemt.

      Slide 36 - Quiz

      Koud warm contrast
      Complementair contrast
      Kleur tegen kleurcontrast

      Slide 37 - Drag question

      Licht-donker contrast
      Warme-kleuren contrast
      Warm-koud contrast
      Koele-kleuren contrast
      Kleur-kleur contrast

      Slide 38 - Drag question

      tonaal kleurgebruik
      decoratief kleurgebruik
      schutkleur
      symbolisch kleurgebruik
      kleurenfamilie
      steunkleur 
      niet kleuren

      Slide 39 - Drag question

      Welk kleurcontrast zie je hier?
      A
      Complementair contrast
      B
      Kwantiteitscontrast
      C
      Warm koud contrast
      D
      Licht donker contrast

      Slide 40 - Quiz

      Welk kleurcontrast zie je hier?
      A
      Kleur-tegen-kleur contrast
      B
      Complementair contrast
      C
      Kwaliteitscontrast
      D
      Kwantiteitscontrast

      Slide 41 - Quiz

      Kleur-tegen-kleurcontrast
      A
      Het verschil tussen kleuren die naast elkaar liggen. Bij het gebruik van verzadigde kleuren ontstaat het grootste contrast.
      B
      Wanneer meerdere kleuren van de kleurencirkel samen gemengd worden.
      C
      Het verschil tussen één bepaalde kleurfamilie.

      Slide 42 - Quiz

      Welk kleurcontrast zie je hier?
      A
      Kwaliteitscontrast
      B
      Kwantiteitscontrast
      C
      Complementair contrast
      D
      Licht donker contrast

      Slide 43 - Quiz

      Welk
      Kleurcontrast
      zie je hier?
      A
      Complementair Kleurcontrast
      B
      Warm-koud kleurcontrast
      C
      Licht-donker Kleurcontrast
      D
      Kleur-tegen-Kleur contrast

      Slide 44 - Quiz



      Welk kleurcontrast zie je in het beeld?
      A
      kleur-tegen-kleur contrast
      B
      licht-donker contrast
      C
      complementair contrast
      D
      koud-warm contrast

      Slide 45 - Quiz

      welke kleurcontrasten herken je?
      A
      licht-donker contrast
      B
      koud-warm contrast
      C
      complementair contrast
      D
      kleur-tegen-kleur contrast

      Slide 46 - Quiz