1VWO Oefentoets (GR3) Grammatica woordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Oefentoets (GR3) - 1VWO

Grammatica Woordsoorten H4, 5, 6

Over de kwaliteit van jouw werk ZIJN wij altijd tevreden geweest.
zijn =

1. hww
2. zww
3. kww

Over de kwaliteit van jouw werk zijn wij altijd tevreden GEWEEST.
geweest =

1. hww
2. zww
3. kww

De bomen zullen echt niet altijd tot in de hemel blijven groeien.
zullen =

1. hww
2. zww
3. kww

De bomen zullen echt niet altijd tot in de hemel blijven groeien.
blijven =

1. hww
2. zww
3. kww

De bomen zullen echt niet altijd tot in de hemel blijven groeien.
groeien =

1. hww
2. zww
3. kww

Volgens hem wordt het morgen mooi weer, maar er is ook kans op onweer.
wordt =

1. hww
2. zww
3. kww

Wil je aan meneer Tak vragen wat voor huiswerk hij opgegeven heeft?
wil =

1. hww
2. zww
3. kww

Wil je aan meneer Tak vragen wat voor huiswerk hij opgegeven heeft?
vragen =

1. hww
2. zww
3. kww

Wil je aan meneer Tak vragen wat voor huiswerk hij opgegeven heeft?
opgegeven =

1. hww
2. zww
3. kww

Wil je aan meneer Tak vragen wat voor huiswerk hij opgegeven heeft?
heeft =

1. hww
2. zww
3. kww

House was vroeger onder pubers als muziekgenre enorm populair.
Noem alle voorzetsels.

Zou mijn salaris wel maandelijks bij mij binnenkomen?
Noem alle voorzetsels.

Zulke rare verhalen gelooft natuurlijk niemand.
zulke =

1. aanw. vnw
2. vr. vnw
3. onbep. vnw

Zulke rare verhalen gelooft natuurlijk niemand.
niemand =

1. aanw. vnw
2. vr. vnw
3. onbep. vnw

Van wie heb je die onzin eigenlijk gehoord?
wie =

1. aanw. vnw
2. vr. vnw
3. onbep. vnw

Van wie heb je die onzin eigenlijk gehoord?
die =

1. aanw. vnw
2. vr. vnw
3. onbep. vnw

Vul op de puntjes het juiste verwijswoord in.
Kies uit: hij, hem, zij, ze, haar, het, hen, hun.

Toen […] het hok van de leeuwin binnenstapte, gaf de leeuwentemmer […] meteen een stuk vlees.

Vul op de puntjes het juiste verwijswoord in. Kies uit: hij, hem, zij, ze, haar, het, hen, hun.

Jort heeft op Marktplaats een bod gedaan op een mooie roeiboot, maar […] bleek niet hoog genoeg om […] in zijn bezit te krijgen.

Wij hebben dat verslag heel wat netter
ingeleverd [als / dan] [hen / hun / zij].

kies de juiste woorden.

Veel jongens geven lang niet zo om
mooie kleren [als|dan] [ons / wij].

Vul de juiste woorden in.

Dit is het lekkerste ijsje [dat|wat] Jonathan ooit gegeten heeft.
Wat is correct?

1. dat
2. wat

Er is niets [dat|wat] Finn zo graag doet als liggen op het strand.
Wat is correct?

1. dat
2. wat

We hebben echt het belangrijkste verteld [dat|wat] we weten.
Wat is correct?

1. dat
2. wat

Als je de leerlingen ziet, wil je [hen|hun] dan deze boeken geven?
Wat is correct?

1. hun
2. hen

Ik zweer dat ik niets tegen [hen|hun] heb gezegd over onze plannen.
Wat is correct?

1. hun
2. hen