H6 Oude naamvallen Nieuw Nederlands

H6 oude naamvallen (woordenschat)
Leerdoel: 
- ik kan oude naamvallen herkennen en gebruiken.
- ik ken de betekenis van de gebruikte oude  naamvallen.

Oude naamvallen bestaan vaak uit een verbogen vorm 
van de en van te.
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H6 oude naamvallen (woordenschat)
Leerdoel: 
- ik kan oude naamvallen herkennen en gebruiken.
- ik ken de betekenis van de gebruikte oude  naamvallen.

Oude naamvallen bestaan vaak uit een verbogen vorm 
van de en van te.

Slide 1 - Slide

H6 oude naamvallen (woordenschat) p. 174
in den beginne (= ooit in het verleden, als eerste)
in de loop der eeuwen (= +/_ eeuwenlang)
de dag des oordeel(= de jongste dag  of het laatste oordeel)
ten voeten uit (= letterlijk: de volledige gestalte is afgebeeld; 
                               figuurlijk: een getrouwe persoonsbeschrijving)
ter gelegenheid van (= vanwege)
https://www.ru.nl/nieuws-agenda/vm/2019/november/enige-taal-verandert-dode-taal/

Slide 2 - Slide

H6 oude naamvallen (woordenschat)
voorzetseluitdrukkingen met oude naamvallen
ten behoeve van (= om, voor, bestemd voor, gericht aan)
ter hoogte van  (= op/met de hoogte van, in de buurt van)
ten huize van (= in het huis van, thuis bij)

Slide 3 - Slide

De haren rijzen je
A
te berge
B
ter berge
C
ten berge
D
ten bergen

Slide 4 - Quiz

hem zal geweldpleging ........
worden gelegd
A
ter last
B
ter laste
C
ten lasten
D
ten laste

Slide 5 - Quiz

aantasting door de tand
A
des tijds
B
der tijde
C
des tijd
D
ter tijde

Slide 6 - Quiz

dit boek verveelt op
A
den duur
B
de duur
C
ten dure
D
den dure

Slide 7 - Quiz


A
des anderedaags
B
des anderendaags
C
des anderensdaags
D
des andersdaags

Slide 8 - Quiz

roken is hier ........
verboden
A
ter strengste
B
ten strengsten
C
ter strengsten
D
ten strengste

Slide 9 - Quiz

in de loop
A
ten tijd
B
ter tijd
C
der tijd
D
der tijde

Slide 10 - Quiz

Geef synoniem of omschrijving:
uit den boze

Slide 11 - Open question

Geef synoniem of omschrijving:
ten huize van

Slide 12 - Open question

Geef synoniem of omschrijving:
behoudens

Slide 13 - Open question

Geef synoniem of omschrijving:
ter ontnuchtering

Slide 14 - Open question

Geef synoniem of omschrijving:
desgewenst

Slide 15 - Open question

Geef synoniem of omschrijving:
de dag des Heren

Slide 16 - Open question

Geef synoniem of omschrijving:
onverrichter zake

Slide 17 - Open question

Geef synoniem of omschrijving:
ter verhoging van

Slide 18 - Open question

Geef synoniem of omschrijving:
's lands wijs, 's lands eer

Slide 19 - Open question

Geef synoniem of omschrijving:
in koelen bloede

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Link

Slide 22 - Link

Oude naamvallen
https://onzetaal.nl/taaladvies/staande-uitdrukkingen

Voor een uitgebreide lijst:
zie de volgende slides.

Slide 23 - Slide

aanschijn: in het zweet des/mijns/haars/zijns/uws/onzes/huns aanschijns
aanschouwen: ten aanschouwen van
aanstoot: steen des aanstoots
aanzien: te dien/mijnen/haren/zijnen/uwen/hunnen aanzien
aanzien: ten aanzien van
aard: van dien aard
aarde: ter aarde (bestellen, werpen, storten, etc.)

Slide 24 - Slide

adellijk: van adellijken huize
alle: in allen gevalle (= 'wat er ook gebeurt')
alle: in allerijl
alle: te allen tijde
berde: te berde brengen
berg: te berge rijzen

Slide 25 - Slide

baat: ten bate van
beantwoording: ter beantwoording
bedrag: ten bedrage van
been: ter been
begin: in den beginne
begin: van den beginne af
behoeve: ten behoeve van

Slide 26 - Slide

blijk: ten blijke
blind: in den blinde
bloed: in koelen bloede
beschikking: ter beschikking (stellen)
best: ten beste
beurt: te beurt vallen
beweging: eigener beweging
bewijs: ten bewijze (van)

Slide 27 - Slide

bezichtigen: ter bezichtiging
biecht: te biecht gaan
doen: in goeden doen
duivel: des duivels
duur: op de lange duur
duur: op den duur, op de duur

Slide 28 - Slide

dag: dag des Heren
dag: dezer dagen
dag: heden ten dage
dag: ten dage van
dans: ten dans
deel: ten deel vallen

Slide 29 - Slide

eind: ten einde raad
elf: te elfder ure
enenmale: ten enenmale
enig: te eniger tijd
gelegenheid: te dezer gelegenheid
gelegenheid: ter gelegenheid van

Slide 30 - Slide

geleide: ten geleide
getal: in groten getale, in steeds groteren getale
goed: te goeder trouw
goed: ten goede (komen)
goed: van goeden huize, wille
goedkeuring: ter goedkeuring
graf: ten grave (dragen)
grond: te gronde (gaan, richten)

Slide 31 - Slide

hart: ter harte
hart: van (ganser) harte
heden: heden ten dage
Heer: dag des Heren
hemel: ten hemel (opstijgen, stijgen, varen)
herdenking: ter herdenking van
herinnering: ter herinnering aan

Slide 32 - Slide

huwelijk: ten huwelijk vragen
informatie: te mijner/jouwer/uwer/harer/zijner/onzer/hunner informatie
inleiding: ter inleiding
inzien: mijns/jouws/uws/haars/zijns/onzes/huns inziens
kwaad: te kwader trouw
kwaad: ten kwade



Slide 33 - Slide

koning: in naam des konings
koningin: in naam der koningin
koninklijk: van koninklijken bloede
kost: ten koste van
kust: te kust en te keur

Slide 34 - Slide

last: ten laste leggen, tenlastelegging, telastlegging
last: ten laste van
lering: ter lering en vermaak
lest: ten langen leste
lijf: aan den lijve
lijf: in levenden lijve

Slide 35 - Slide

min: in der minne schikken
moed: te moede
moede: in arren moede
mond: bij monde van
naam: in naam der koningin
naam: in naam der wet
naam: in naam des konings
naam: met name
naam: te goeder naam en faam

Slide 36 - Slide

nadeel: ten nadele van
nagedachtenis: ter nagedachtenis van
natuur: van nature
nauw: ten nauwste
onpas: te pas en te onpas
onrecht: ten onrechte

Slide 37 - Slide

onverricht: onverrichter zake terugkeren
oor: ter ore (komen)
oosten: ten oosten van
opzicht: ten opzichte van
overstaan: ten overstaan van
overvloed: ten overvloede
overweging: ter overweging

Slide 38 - Slide

plaats: ter plaatse
plek: plek des onheils
plek: ter plekke
prooi: ten prooi (aan)
raad: met voorbedachten rade
raad: te rade gaan
raad: ten einde raad

Slide 39 - Slide

schande: te schande
schrijver: schrijver dezes
spijt: ten spijt (van)
spoedig: ten spoedigste
sprake: ter sprake
staand: op staande voet

Slide 40 - Slide

ijd: bij tijd en wijle
tijd: de tand des tijds
tijd: in de loop der tijd, minder gewoon: in de loop des tijds
tijd: te allen tijde
tijd: ten tijde van
toneel: ten tonele
trouw: te goeder/kwader trouw

Slide 41 - Slide

uw: te uwer informatie
uw: te uwer kennis
uw: uws inziens
vader: vader des vaderlands
val: ten val brengen
veel: op veler verzoek

Slide 42 - Slide

verdediging: ter verdediging
voldoening: ter voldoening van
voorbedacht: met voorbedachten rade
voorbeeld: ten voorbeeld
voldoening: ter voldoening van
voorbedacht: met voorbedachten rade
voorbeeld: ten voorbeeld

Slide 43 - Slide

waarde: ter waarde van
welgesteld: van welgestelden huize 
wereld: 's werelds
wereld: ter wereld (komen, brengen)
westen: ten westen van
wet: in naam der wet
wijl: bij tijd en wijle
wil: ter wille van
wil: willens en wetens

Slide 44 - Slide

zaak: onverrichter zake terugkeren
zaak: ter zake (van)
zeer: ten zeerste
zijn: zijns weegs
zin: van zins 
zitting: ter zitting
zot: van de zotte
zweet: in het zweet des/mijns/haars/zijns/uws/onzes/huns aanschijns


Slide 45 - Slide