This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Thema 3 Ordening
Slide 1 - Slide
3.1 Je dagelijkse leven ordenen
Slide 2 - Slide
wat gaan we vandaag doen?
introductie nieuw thema: thema 3 Ordenen
leerdoelen
nieuwe theorie: 3.1 Je dagelijkse leven ordenen
zelf aan de slag
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
leerdoelen
Deze les leer je:
- wat ordenen betekent
- welke manieren van ordenen er zijn
- wat plannen betekent
- wat wordt bedoeld met bezigheden en vrije tijd
Slide 5 - Slide
Ordenen
Ordening is het indelen van een verzameling in groepen.
Een ander woord voor ordenen is sorteren.
Bij ordenen kijk je naar eigenschappen die overeenkomen.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
wat wordt er gesorteerd in het vorige filmpje?
op welke eigenschappen letten ze bij het sorteren?
Slide 9 - Slide
Orde op school
Op school ben je ingedeeld in klassen.
Je tijd op school is geordend in je rooster.
Hierdoor weet je precies waar je wanneer moet zijn.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
3.1 Je dagelijkse leven ordenen
Een dag heeft 24 uur. Op een dag
moet je verschillende dingen doen.
Het is goed om de tijd die je daarvoor
nodig hebt, te ordenen. Dit ordenen
noem je plannen.
Slide 12 - Slide
3.1 Je dagelijkse leven ordenen
Alle dingen die je doet, noem je bezigheden. Enkele bezigheden zijn:
- slapen
- wassen en aan- en uitkleden
- naar school
- huiswerk maken
- eten, drinken en tafel afruimen
- je kamer opruimen
- op bezoek gaan
- sporten
Slide 13 - Slide
Orde op het werk
Je werkplek ordelijk achterlaten is veilig en zorgt er voor dat je altijd alles kunt vinden.
Slide 14 - Slide
3.1 Je dagelijkse leven ordenen
Vrije tijd is de tijd die overblijft na je slaap, je school en alle andere dingen die je moet doen.
Wat doen jullie in je vrije tijd?
Slide 15 - Slide
VRAGEN??
Slide 16 - Slide
zelf aan de slag
3.1 Je dagelijkse leven ordenen: lees de tekst en maak de opdrachten:
opdracht 1 t/m 4 maken
Slide 17 - Slide
3.2 Organismen ordenen
We kennen 4 rijken
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
leerdoelen
Deze les leer je:
-de kenmerken noemen van dieren, planten, schimmels en bacteriën;
- wanneer organismen tot dezelfde soort behoren.
Slide 20 - Slide
Kenmerken van ordenen
Wanneer organismen dezelfde celonderdelen hebben dan vallen ze in dezelfde groep Ook wel een Rijk
Een kenmerk is een eigenschap waaraan je een organisme kunt onderscheiden van andere organismen
Slide 21 - Slide
Organismen ordenen
Een organisme is iets wat leeft.
Als je organismen gaat ordenen kijk je eerst naar de cellen.
Slide 22 - Slide
Ordenen van organismen
Door te kijken naar de volgende eigenschappen:
- celkern (bacteriën hebben geen celkern)
- celwand (dieren hebben geen celwand)
- bladgroenkorrels (alleen planten hebben bladgroenkorrels)
Slide 23 - Slide
Organismen ordenen waarop letten
Geen celkern
Geen celwand
Alleen bladgroenkorrels
Slide 24 - Slide
Een vertakkingsschema
Eerste verdeling
Organismen
- planten
- dieren
- schimmels
- bacteriën
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Wanneer zelfde soort?
Organismen zijn van dezelfde soortals ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.
Slide 27 - Slide
Soorten en rassen
Dieren en planten behoren tot
dezelfde soort als ze samen voor
nakomelingen kunnen zorgen.
Slide 28 - Slide
Groep dieren
De groep dieren kun je verder indelen in kleinere groepen. De kleinste groep heet een soort.
Slide 29 - Slide
Groep dieren
Organismen die erg op elkaar lijken, hoeven niet tot dezelfde soort te behoren
Afrikaanse olifant
Indische olifant
Slide 30 - Slide
Afspraak
Dieren horen tot dezelfde soort wanneer ze zich samen kunnen voortplanten en hun jongen zich ook weer kunnen voortplanten.
Slide 31 - Slide
Wat is de beste omschrijving van ordenen?
A
Sorteren
B
Rust
C
Verdelen
D
Groepen maken
Slide 32 - Quiz
Organismen kunnen we indelen in 4 rijken. Wat is géén rijk?
A
dieren
B
mensen
C
planten
D
schimmels
Slide 33 - Quiz
bij de indeling in de verschillende rijken kijk je naar...
A
de manier van voortplanten
B
de kenmerken van de cel
Slide 34 - Quiz
We kunnen organismen indelen in 4 rijken, namelijk bacteriën, schimmels, planten en dieren. Dit doen we door te kijken naar kenmerken. Door welk kenmerk kunnen we organismen indelen tot het rijk van de dieren?
A
Bladgroenkorrels
B
Geen celwand
C
Geen kern
Slide 35 - Quiz
Uit welk rijk komt deze cel?
A
Dierenrijk
B
Plantenrijk
C
Schimmelrijk
D
Bacterierijk
Slide 36 - Quiz
Welk rijk kun je alleen zien met de microscoop?
A
Dierenrijk
B
Schimmelrijk
C
Plantenrijk
D
Bacterierijk
Slide 37 - Quiz
Je kijkt weer door de microscoop naar een cel. Je ziet nu een cel zonder celkern. Bij welk rijk hoort dit organisme?
A
bacteriën
B
planten
C
schimmels
D
dieren
Slide 38 - Quiz
Wat ga je nu doen?
Maken basisstof 3.1 en 3.2 van thema 3, ordenen.
Maak ook de test je zelf.
Klaar?
--> Lees 3.3 alvast door en kijk welke opdrachten je al kan maken.