3 feb A2C - can, could, be able, be allowed

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

WELCOME

Today's lesson

• Reading
• Test coming up
• Homework
• Grammar: can/could/be able/be allowed
• Grammar exercises
• Homework (for Monday)

               

              Read your book for 10 min 

Test coming up

SO unit 3

• Present perfect vs. past simple 
• Present simple vs. present continuous
  
• Past simple vs. past continuous
  
• Words U3 L2t/m5

When ? -> 14 -18 feb

Vocabulary lesson 2

Do exercise 5 on p. 114

In silence (5 min)

Done? Study vocabulary lesson 2

Iets is mogelijk

Gebruik can of could

can -> het is waarschijnlijk

could -> het is minder waarschijnlijk

This can be tricky:         dit kan lastig zijn

This could be tricky:    dit zou lastig kunnen zijn

Voorbeeld

I can take the train to Groningen

(is mogelijk, er is een trein)

Je hebt het vermogen/vaardigheid/ mogelijkheid om iets te doen 

Gebruik can of could of be able to

can	tegenwoordige tijd	I can help him
could	zou mogelijk kunnen zijn + verleden tijd van can	I could help him
be able to	bij alle werkwoordstijden gebruiken	I am able to help him

Voorbeeld

He can speak French

(Hij heeft die vaardigheid)

Bonjour

Je hebt toestemming

Gebruik can of could of be allowed to

can	tegenwoordige tijd	I can stay until 11 pm
could	verleden tijd van can	I could stay until 11 pm
be allowed to	bij alle werkwoordstijden gebruiken	I am allowed to stay until 11 pm

Voorbeeld

I am allowed to go to the concert

 tomorrow

(Ik heb toestemming van ouder)

Beleefde vraag

Gebruik can of could, (combinatie met 'please')

Could is beleefder

Could I have a glass of water, please?         (Zou ik .... mogen)

Can I have a glass of water, please?              (Mag ik...)

Voorbeeld

Could you help me with 

my homework, please?

(Zou je kunnen helpen)

U3L4 grammar

• Do exercise 6+7 on p. 115 (you can use p. 138)
• After that do exercise 1a on p. 120

We will discuss the answers after about 10-15 min

Homework: study vocabulary lesson 3 p. 133

For Monday: vocabulary lesson 3

• Groups of 4
• One of will read out the directions, the other 3 will listen and draw the route on the map. Do you get to the right destination? Take turns.
• When everyone is done, evaluate. Give everyone a tip and a top.

test jezelf 2.3 nog

End of the lesson