2H AR Unit 3 Lesson 4

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Unit 3 Lesson 4 Reading

This lesson

In this lesson you'll learn the difference between can, could, to be able to and to be allowed to.

Can, could, to be able to, to be allowed to

• Can: kunnen, mogen
• Could: zou kunnen, zou mogen, verleden tijd van can
• To be able to: kunnen, in staat zijn om - kan in alle tijden gebruikt worden
• To be allowed to: mogen, kan in alle tijden gebruikt worden 

Can, could, to be able to, to be allowed to

Iets is mogelijk

Om te zeggen dat iets mogelijk is, kun je can of could gebruiken.

-> Can betekent dat het waarschijnlijk is.

-> Could betekent dat het iets minder waarschijnlijk is.

This can be very tricky.               Dit kan erg lastig zijn.

This could be very tricky.              Dit zou erg lastig kunnen zijn.

Je hebt het vermogen, de vaardigheid of de mogelijkheid om iets te doen 

Als je iets kunt doen, als je er het vermogen of de vaardigheid voor hebt, kun je can, could of to be able to

gebruiken.

-> Can gebruik je alleen in de present simple

-> Could gebruik je voor iets wat je mogelijk zou kunnen, en soms als verleden tijd van can

-> To be able to kun je met alle werkwoord tijden gebruiken

Je hebt het vermogen, de vaardigheid of de mogelijkheid om iets te doen 

I can help him.                              Ik kan hem helpen.

I could help him.                                Ik zou hem kunnen helpen.

Luckily, I could help him.                  Gelukkig kon ik hem helpen.

Luckily, I was able to help him       Gelukkig kon ik hem helpen.

Je hebt toestemming om iets te doen

Om aan te geven dat iets van iemand mag, kun je can, could of to be allowed to gebruiken.

-> Can gebruik je alleen in de present simple.

-> Could gebruik je soms als verleden tijd van can.

-> To be allowed to kun je met alle werkwoord tijden gebruiken.

Je hebt toestemming om iets te doen

Dad says I can stay until 11 p.m.

Pap zegt dat ik tot 11 uur mag blijven.

Dad said I could stay until 11 p.m.

Pap zei dat ik tot 11 uur mocht blijven.

Will you be allowed to stay until 11 p.m.?

Mag jij tot 11 uur blijven?

Je stelt een beleefde vraag

Om beleefd te vragen of iets mag of kan, gebruik je can of could, soms in combinatie met please. 

-> Could is beleefder dan can.

Can I have a glass of water please?

-> Mag ik (alsjeblieft) een glas water?

Could I have a glass of water, please?

-> Zou ik (alsjeblieft) een glas water mogen?

Are there any questions?

We ... see the mountains yesterday, but today we can't.

1. can
2. could
3. were able to
4. were allowed to

Luke has passed his driving test, now he .... drive a car.

1. can
2. could
3. is able to
4. is allowed to

I ... (never speak) Spanish as well as my brother.

1. can never speak
2. could never speak
3. have never been able to
4. have never been allowed to

You .... talk during a test.

1. can't
2. couldn't
3. aren't able to
4. aren't allowed to

When he was 40, he ... play six instruments.

1. can
2. could
3. was able to
4. was allowed to

... lend me a pen, please?

1. Can
2. Could
3. Are you able to
4. Are you allowed to

I ... use the internet as much as I like at home.

1. can't
2. couldn't
3. am not able to
4. am not allowed to

I ... play Für Elise on the piano since I was 9 years old.

1. can
2. could
3. have been able to
4. have been allowed to

We ________ the mountains yesterday, but today we can't. (see)

If you try hard, you __________ your examinations. (pass)

When I was five, I _________. (not swim)

Dennis ________ the trumpet after four months of practicing. (play)

In a museum, people ________ pictures. (not take)

In class:

ex. 5, 6 & 7 (Unit 3, Lesson 4).