JCL vraag en aanbod les 15

Programma


info H6 arbeidsmarkt
Uitleg 
Opgaven maken 6.1 tm 6.6
Afsluiting: wat heb je geleerd? 

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides.

Items in this lesson

Programma


info H6 arbeidsmarkt
Uitleg 
Opgaven maken 6.1 tm 6.6
Afsluiting: wat heb je geleerd? 

Slide 1 - Slide

weektaken
weeknr    data                            taak
week 23    8 juni                        6.1 tm 6.6
week 24   13-6 en 15-6           SO H3, 6.7 tm 6.16
week 25   20-6 en 22-6          6.16 tm 6.23 en zelftest     

Slide 2 - Slide

Vraag a: het loon bedraagt 60 euro. Leg uit hoe er evenwicht ontstaat op de arbeidsmarkt.
Vraag b: boven welk loonniveau is er sprake van werkloosheid? Leg uit.
Vraag c: wanneer spreken we van een krappe arbeidsmarkt? En wanner van een ruime arbeidsmarkt?

Slide 3 - Slide

Verschuiving vraaglijn:
-technologische ontwikkelingen
Verschuiving aanbodlijn:
verhoging AOW-leeftijd
Hoogte B en premies

beide verschuiven:
hoogconjunctuur
laagconjunctuur/econ crisis

Slide 4 - Slide

De werkgever maakt bij het in dienst nemen van een werknemer een afweging tussen het te betalen loon en de arbeidsproductiviteit van de werknemer. 
Vraag
wanneer zal de werkgever kiezen voor een andere invulling van de vacature? En wat kan het alternatief zijn?

Slide 5 - Slide

Marktmechanisme

Op de goederenmarkt bepalen de vraag naar en het aanbod van

goederen en diensten de prijs van een product!

Op de vermogensmarkt bepalen de vraag naar en het aanbod van vermogen/ geld de prijs (RENTE) van vermogen!


Dus de werking van de markt is hetzelfde!!!


Vraag: noem een aantal partijen die vermogen vragen en een aantal partijen die vermogen aanbieden.




Slide 6 - Slide

Tijdsvoorkeur

Ruilen over de tijd is een kernbegrip op de vermogensmarkt...

Iemand die leent, heeft een HOGE tijdsvoorkeur (ongeduldig)...

Iemand die spaart, heeft een LAGE tijdsvoorkeur (geduldig)...


De lener betaalt rente, de spaarder ontvangt rente!

keuze tussen sparen en lenen=> opofferingskosten

Slide 7 - Slide

Vermogensmarkt (1)
sparen= het niet besteden van inkomen, je schuift consumptie over de tijd.
Afzien van consumptie nu  voor meer consumptiemogelijkheden later

lenen: nu meer consumptiemogelijkheden en later minder consumptiemogelijkheden door het betalen van rente

ruilen over de tijd: consumptie verplaatsen door de tijd, prijs van tijd: rente

Slide 8 - Slide

Rente stijgt
Als de rente stijgt wordt lenen door bedrijven duurder.
  • kosten stijgen en winst daalt
  • investeringen dalen


Als rente stijgt wordt lenen door consumenten duurder

  • kosten stijgen, inkomen blijft gelijk
  • leningen dalen en C daalt


bestedingen dalen, inflatie daalt

Dus je kunt rentestijging gebruiken om inflatie te laten afnemen
Rente stijgt >> vraag daalt >> prijzen dalen

Je kunt dus ook met rente dus economie stimuleren of tegenwerken.

Slide 9 - Slide

samengestelde interest berekenen m.b.v. de groeifactor

Formule voor het berekenen van een eindbedrag bij samengestelde interest:

Slide 10 - Slide

Enkelvoudige of samengestelde interest

Slide 11 - Slide

Formule eindwaarde van één bedrag
En = K x (1 + p )n
Hierin is:
E = eindwaarde
K = (begin)kapitaal
p = interestperunage
n = aantal perioden.

Slide 12 - Slide

Contante waarde (1)
Je kunt ook terugrekenen. Welk bedrag moet ik nu op mijn rekening zetten om over een aantal jaar een bepaald bedrag te krijgen?
  • Beginwaarde = contante waarde

Slide 13 - Slide

Contante waarde (2)
Carina wil over 18 jaar, als haar zoon 18 wordt, € 15.000 voor zijn studie hebben gespaard.
  • Hoeveel moet Carina nu op een spaarrekening zetten om over 18 jaar € 15.000 bij elkaar gespaard te hebben bij 2,5% samengestelde interest?
  • € 15.000 : 1,025^18 = € 9.617,49

Slide 14 - Slide

Formule contante waarde van één bedrag
Cn = E x (1 + i)–n

C = contante waarde
E = (eind)kapitaal
i = interestperunage
n = aantal perioden

Slide 15 - Slide

De vermogensmarkt
De vermogensmarkt is het geheel van vraag naar en aanbod van financiële middelen.
De prijs op deze markt: rente

de geldmarkt waar de financiële titels met een korte looptijd worden verhandeld en de kapitaalmarkt waar de titels met een lange looptijd worden verhandeld.

Slide 16 - Slide

Vermogensmarkt
aanbod= spaarders/beleggers (pensioenfondsen)
direct: aandelen en obligaties (deels onvrijwillig)
indirect: spaargeld (vrijwillig)
vraag=  gezinnen (hypotheken) bedrijven (investeringen) overheid (begrotingstekort) 

Ook deze prijs komt tot stand door marktwerking; vraag naar- en aanbod van geld bepalen de hoogte van de rente.

Slide 17 - Slide

Vermogensmarkt

Ook deze prijs komt tot stand door marktwerking; vraag naar- en aanbod van geld bepalen de hoogte van de rente.

Slide 18 - Slide

vraag en aanbod

Wanneer veel besteden?

Wanneer weinig besteden?


Als de rente hoog is, 

is er meer aanbod dan vraag. 

Als de rente laag is, 

is er meer vraag dan aanbod.


Vraag: hoe ontstaat er evenwicht op de markt als de rente kleiner is dan R?

sparen
lenen

Slide 19 - Slide

Verschuivingen op de vermogensmarkt

Rente wijzigt: verschuiving over of langs de vraaglijn
en/of aanbodlijn. Dit is gelijk aan een prijsverandering op de goederenmarkt.


Andere factoren wijzigen?

Verschuiving van de vraaglijn en/of aanbodlijn naar links of rechts!


stand van de economie, inflatieverwachtingen, belastingtarieven of tijdsvoorkeur verwachtingen 



Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

geldmarkt
geldmarkt= kortlopende leningen met een maximale looptijd van 2 jaar
geldmarktrente

kapitaalmarkt=langlopend en permanent vermogen
kapitaalmarktrente

Slide 22 - Slide