Van A tot Zin 1.6 BiZ/BiW

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

klinkers en medeklinkers

woorden

rok -rook

tel- veel

bes- been

maan- man

mug- vuur

Wat ga je vandaag leren?

Klinkers -a, -e, -a, -u hebben soms een korte klank en soms een lange klank

Wanneer zeg je een korte klank?

Wanneer zeg je een lange klank?

klinkers :korte en lange klanken

__ korte klanken

a  e u i o

pan- pet-put-pit - pot

_____ lange klanken

aa ee uu oo

maan- reep-vuur-rook

Samen oefenen :  Werkboek blz. 18 oefening 1 en 2

lange klank _____

Zie je twee dezelfde klinkers?

aa_____ maanden

oo _____ doos

uu _____ buurt

ee_____ veel

Spreek  de klank lang uit.

Korte klank __

Zie je één klinker?

a __ pannen

o __ sporten

u __kunst

e __ zes

Spreek de klank kort uit.

lange klank _____

Zie je één klinker, één medeklinker en nog één klinker?

 namen

rode

sturen

Dan spreek je de eerste klank lang uit.

wa_____ter

ra_____men

we_____gen

le_____zen

ko____men

hu_____ren

je ziet één klinker,  spreek de klinker lang uit. 

Samen oefenen :  Werkboek blz. 19 oefening 3 en 4

Werkboek blz. 19 oefening 5

Cursist A

Cursist A: lees de woorden 1 t/m 12 voor.

Cursist B: luister goed.  Is de klank goed?

Klaar? Dan leest cursist B de woorden 1 t/m 12 en cursist A luistert heel goed.

Daarna geef ik beurten

Werkblad opdracht 1.6

Werkblad Cursist A en cursist B

Cursist A: lees de woorden 1 t/m 8.

Cursist B: wat hoor je, een korte of een lange klank? Klaar? Dan leest cursist B de woorden 9 t/m 16.

Wat heb je vandaag geleerd?