Week 39 KLAS 1

Nederlands klas 1 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Nederlands klas 1 

Slide 1 - Slide

Planning deze week:
Les 1: Spelling blok 1 BK: 1.5 + 1.6
Les 2: lezen
Les 3: Spelling blok 2 BK: 2.8
Les 4: lezen
Les 5: Nieuwsbegrip tekst + sleutelvragen
Les 6: Nieuwsbegrip online + huiswerk





Slide 2 - Slide

Magister Learn
Week 39

Slide 3 - Slide

Les 1: Spelling BK 1.6

Slide 4 - Slide

Leerdoelen van deze week:
-je kunt klinkers en medeklinkers herkennen
-je weet wat het verschil is tussen korte klanken en lange klanken;
-je herkent de ik-vorm en de stam van verschillende werkwoorden
-je oefent de woorden met korte en lange klanken met een dictee.

Slide 5 - Slide

Theorie
-Zien jullie spelfouten in deze advertentie?
-Zouden jullie bijles willen volgen bij Winston?
-Waarom is het belangrijk om goed te spellen?

Slide 6 - Slide

Klinkers en medeklinkers
In het alfabet staan klinkers en medeklinkers. 
Een klinker kun je altijd gewoon uitspreken. 
Alle Nederlandse klinkers zijn: a, e, i, o en u. 

Een medeklinker heeft een andere letter nodig voor je hem kunt uitspreken: m wordt em, p wordt pee.


Slide 7 - Slide

Korte klank
Met klinkers kun je korte klanken en lange klanken maken.
In het voorbeeld zie je woorden met een korte klank. Je hoort de klanken a, e, o, u en i kort. Als je klanken kort hoort, schrijf je maar één klinker.

VOORBEELD (woorden met korte klank):
bank, bed, post, put, vis




Slide 8 - Slide

Lange klank
In het volgende voorbeeld staan woorden met een lange klank. Je hoort de klanken a, e, o, u en i lang. Om te laten zien dat een klank lang is, kun je de klinker twee keer schrijven.


VOORBEELD (woorden met lange klank):
kaart, feest, boot, stuur

Slide 9 - Slide

Korte en lange klank
Sommige woorden hebben korte en lange klanken.


VOORBEELD (woorden met korte en lange klank):
lantaarn, kantoor, alleen

Slide 10 - Slide

Theorie
kppr
tmmrmn
zknhs
wnkl
Hoe spreek je deze woorden uit?
Hoe moet het woord eigenlijk gespeld worden?
Wat ontbreekt er aan deze woorden?

Slide 11 - Slide

Het woord bord heeft een
A
korte klank
B
lange klank
C
korte en lange klank

Slide 12 - Quiz

Het woord eten heeft een
A
korte klank
B
lange klank
C
korte en lange klank

Slide 13 - Quiz

Het woord vuur heeft een
A
korte klank
B
lange klank
C
korte en lange klank

Slide 14 - Quiz

Opdracht in je schrift
Maak twee rijen woorden in je schrift:
korte klank         -      lange klank

Bedenk in 1 minuut 
zoveel mogelijk woorden 
met een korte of lange klank.

timer
1:00

Slide 15 - Slide

Aan de slag: huiswerk!
Zie Magister Learn

Week 39
Spelling
1.5 BK
Maken opdracht:
21 - 22.1 - 22.2 - 22.3 - 23.1 - 23.2 
timer
0:05

Slide 16 - Slide

Les 2: lezen 

Slide 17 - Slide

Les 3: spelling 1.6 BK + dictee

Slide 18 - Slide

Stam en ik-vorm
Je hebt geleerd dat een werkwoord een doe-woord is. 
Een werkwoord vertelt je wat iemand of iets doet of wat er gebeurt.

Als je een werkwoord goed wilt schrijven, begin je bij de stam. De stam van het werkwoord is het hele werkwoord zonder -en. Vaak lijkt de stam op de ik-vorm, maar ze zijn niet altijd gelijk.

Slide 19 - Slide

Stam en ik-vorm

Slide 20 - Slide

Wat is de stam van het werkwoord stelen?
A
stel
B
steel
C
stele
D
stelen

Slide 21 - Quiz

Wat is de ik-vorm van het werkwoord stelen?
A
stel
B
steel
C
stele
D
stelen

Slide 22 - Quiz

Schrijf de stam op van praat

Slide 23 - Open question

Opdracht in je schrift
Schrijf de stam + ik-vorm op van 
de volgende werkwoorden:
groeien - lakken - kammen

stam:             ik-vorm:

timer
1:00

Slide 24 - Slide

Aan de slag: huiswerk!
Zie Magister Learn

Week 39
Spelling
1.6 BK + dictee
Maken opdracht:
25a - 25b - 27 + dictee(28.1 t/m 28.10)

Slide 25 - Slide

Les 4: lezen 

Slide 26 - Slide

Les 5+6: Nieuwsbegrip

Slide 27 - Slide