wo 17 feb 2021

1 / 45
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 13 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Mittwoch, der siebzehnte Februar
Ziel: Ich weet hoe ik naar de weg moet vragen
  1. nakijken: Lied: Revolverheld- Lass uns gehen K4/L2/U6  
  2. Wechselpäposition: Die 7-2 Regel
  3. Nach dem Weg fragen : K4/L3/Ü6
  4. Lied: AnnenmayKantereit- Neues Zimmer
  5. sterke ww met A en e in de stam
  6. selbständig arbeiten
Hausaufgaben: Zie bijlages in Teams én SOM!

Slide 2 - Slide

Quiz/ uitlegvideo's / plaatjes/ van deze les

Slide 3 - Slide

Welke wisselvoorzetsels zijn er?

Slide 4 - Open question

Welke vragen moet je daarna stellen?

Slide 5 - Open question

Hoe bepaal je de naamval?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

uitlegvideo's / plaatjes / quizvragen van vorige lessen om terug te kijken

Slide 10 - Slide

Der Nussknacker
waar gaat het over?

Slide 11 - Open question

Waar gaat Kapitel 1 van
'der Nussknacker' over?

Slide 12 - Open question

Waar gaat Kapitel 2 van
'der Nussknacker' over?

Slide 13 - Open question

woorden, die je moet vertalen in je groepje/ alleen
van Kapitel 2 van "der Nussknacker"

betrachten/ Anzug/ Abendkleid/ 
hören auf (aufhören is het hele werkwoord) /
 Schachtel/ hässlich/ Spielecke/ weinen

Slide 14 - Slide

woorden, die je moet vertalen in je groepje/alleen
van Kapitel 3 van "der Nussknacker"

gebrochen/ Kekse/ Küchen/riesig/ Geräusch/ Schwanz/ Kampf/ 
wach/ fangen an (van het ww anfangen)/ stark/ tapfer/ 
Hausschuh/ Spielzeugkanone

Slide 15 - Slide

woorden, die je moet vertalen in je groepje/alleen 
van Kapitel 4 van "der Nussknacker"
Rauch/ Zauberwald/ Wer bist du/ Fluch/ lächelt/
Schloss/ Schlitten/ Räume/ Es schneit/ Schlosstor/
Affen/ Bach/ freuen sich/ Aufführung

Slide 16 - Slide

woorden, die je moet vertalen in je groepje/alleen 
van Kapitel 5 van "der Nussknacker"
Thronsaal/ Zuckerpflaumen-Fee/ aufmerksam/
Röcke/ Stück/ Kosaken/ Luft/ Pfefferminzstäbchen/
Blumenwalzer

blz 45/55: 
Erzgebirge/ Märchenfigur/ Räuchermännchen

Slide 17 - Slide

woorden, die je moet vertalen in je groepje/alleen
van Kapitel 6 van "der Nussknacker"
zurück/müde/ wach auf/ Weihnachtsmorgen/ Traum/ kein/ Wohnzimmertür/ blickt (komt van het ww blicken)
echter Prinz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Uhrzeiten
15.55: 
 8.30: 
10.20 
13.00:
17.15: 
14.15: 
1.30: 

Slide 26 - Slide

Uhrzeiten
15.55: Es ist fünf vor vier / Es ist fünfzehn Uhr fünfundfünfzig
 8.30: Es ist halb neun / Es ist acht Uhr dreiβig
10.20 Es ist halb elf / Es ist zehn Uhr zwanzig
13.00: Es ist ein Uhr/ Es ist dreizehn Uhr 
17.15: Es ist Viertel nach fünf/ Es ist siebzehn Uhr fünfzehn
14.15: Es ist Viertel nach zwei/ Es ist vierzehn Uhr  fünfzehn
1.30: es ist halb zwei/ Es ist ein Uhr dreiβig

Slide 27 - Slide

jij reist in het Duits is:
A
du reisst
B
er reisst
C
er reist
D
du reist

Slide 28 - Quiz

hij werkt in het Duits is:
A
du arbeitest
B
er arbeitt
C
er arbeitet
D
ich arbeite

Slide 29 - Quiz

jij werkt in het Duits is:
A
du arbeitest
B
er arbeitt
C
er arbeitet
D
ich arbeite

Slide 30 - Quiz

zij werken in het Duits is:
A
sie arbeiten
B
Sie arbeiten
C
Sie arbeitet
D
sie erbeitet

Slide 31 - Quiz

jullie maken schoon in het Duits is:
A
ihr putzen
B
Ihr putsen
C
ihr putzt
D
ihr putst

Slide 32 - Quiz

jullie zijn top in het Duits is:
A
ihr seit super
B
Ihr seit toll
C
ihr seid blöd
D
ihr seid super

Slide 33 - Quiz

haben en sein zijn regelmatige werkwoorden
A
ja
B
nee

Slide 34 - Quiz

haben en sein zijn belangrijk. Waarom?
A
ze komen vaak voor
B
ze zijn makkelijk
C
het zijn zwakke werkwoorden
D
het zijn hulpwerkwoorden

Slide 35 - Quiz

Op vijftien juli
A
am fünfzehnten Juli
B
in fünfzehnte Juli
C
am fünfzehnte Juli
D
in fünfzehnten Juli

Slide 36 - Quiz

op 1 mei
A
am eins Mai
B
in einen Mai
C
am einen Mai
D
am ersten Mai

Slide 37 - Quiz

schrijf de volgende tijden op 2 manieren: digitaal en analoog: 15.55, 8.30, 10.20, 13.00, 17.15, 14.15, 1.30

Slide 38 - Open question

welk onderwerp heb je nog vragen over?

Slide 39 - Open question

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

Slide 42 - Video

0

Slide 43 - Video

Eisen voor de les
1. Handys gaat in de telefoontas. Anders moet je hem inleveren bij mij tot einde van de dag! 
2. Oortjes gaan uit en mogen alleen met mijn toestemming
3. Je hebt je laptop tijdens het lezen van een boek dicht! 
4. Je krijgt 1 waarschuwing. Bij de 2e moet je mijn lokaal verlaten
5. Als je eruit gestuurd wordt, moet je strafwerk een door mij te bepalen aantal keren opschrijven en naar NL vertalen: zie volgende sheet! 

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide