2F Nederlands Voorbereiding CE lezen en luisteren les 2

Voorbereiding CE lezen en luisteren les 2
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voorbereiding CE lezen en luisteren les 2

Slide 1 - Slide

Herhaling theorie Taalblokken Bouwsteen 1 t/m 4
Bouwsteen 1: Tekstsoorten
Bouwsteen 2: Onderwerp en hoofdgedachte
Bouwsteen 3: Inleiding - kern - slot
Bouwsteen 4: Samenhang

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is het doel van deze krantenartikelen?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Instrueren
D
Overtuigen

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Slide

Wat is het belangrijkste doel van dit artikel?
A
Informeren
B
Instrueren
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Wat is het doel van dit bord?
A
overhalen/activeren
B
amuseren
C
informeren
D
instrueren

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Bouwsteen 3: Inleiding - kern - slot
Inleiding: aandacht van de lezer trekken/informeren waar de tekst over gaat.
Kern: Uitwerking van het onderwerp, meerdere alinea's, argumenten voor- en tegen, voorbeelden. (tussenkopjes/deelonderwerpen)
Slot: Conclusie / vraag/ herhaling standpunt

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Inleiding
De inleiding heeft één of meer van de volgende functies:
  • aandacht trekken van het publiek/de lezer
  • het publiek/ de lezer motiveren om de tekst te lezen of te blijven luisteren
  • informatie geven over wat komen gaat (introductie van het onderwerp)

Slide 13 - Slide

Kern
De kern bestaat vaak uit meer dan één alinea. 

Kenmerken van de kern:
  • Uitwerking van het onderwerp dat in inleiding genoemd is.
  • Deelonderwerpen met elk een eigen alinea.
  • In eerste zin vaak belangrijkste informatie.

Slide 14 - Slide

Inleiding
Kern
Slot
aandacht trekken
conclusie
introductie
deelonderwerp
alinea's
samenvatting

Slide 15 - Drag question

Bouwsteen 4: Samenhang
Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 16 - Slide

Even vooraf:
Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 17 - Mind map

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide


 Welk woord hoort op het stippellijntje?
 In een tekst zijn er ...... tussen woorden,  
 zinnen en alinea’s.
 

 Vraag 1 van 10
A
leestekens
B
teksten
C
verbanden
D
regels

Slide 20 - Quiz


 Hoe noem je woorden die wijzen op een 
 verband tussen zinnen of alinea’s?
 Vraag 2 van 10
A
trefwoorden
B
synoniemen
C
signaalwoorden
D
uitdrukkingen

Slide 21 - Quiz


 Wat is een voorbeeld van een  
 tekstverband?
 Vraag 5 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
oorzaak-gevolg

Slide 22 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
 Vraag 6 van 10
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 23 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
 Vraag 7 van 10
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 24 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
 Vraag 8 van 10
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 25 - Quiz


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
 Vraag 9 van 10
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 26 - Quiz


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
 Vraag 10 van 10
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 27 - Quiz

 Opdracht 3

Slide 28 - Slide


 Welk signaalwoord dat   
  eindigt op een S hoort op 
  het laatste stippellijntje?

Slide 29 - Open question


  Op welk tekstverband wijst
  het signaalwoord dus?
A
opsomming
B
oorzaak-gevolg
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 30 - Quiz

 Opdracht 4

Slide 31 - Slide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 32 - Drag question

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 33 - Drag question

 Opdracht 5

Slide 34 - Slide


 Welk signaalwoord dat wijst o
 het tekstverband oorzaak-gevolg 
 staat in zowel zin 4 als 7?

Slide 35 - Open question


“Wanneer het volle maan is  
 en de maan het  dichtst bij  
 de aarde staat ...” Van welk  
 tekstverband is hier sprake? 
A
volgorde in tijd
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming

Slide 36 - Quiz

Bouwsteen 5: Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaak: zonder deze informatie kun je een tekst niet begrijpen.
Bijzaken: informatie die weggelaten kan worden.
Samenvatting/Mindmap
Maken: voorbeeld en theorie bouwsteen 5
Huiswerk: opgave 1 t/m 27 lezen en luisteren (bouwsteen 5)

Slide 37 - Slide

Bouwsteen 6: Informatie en meningen
Figuurlijk taalgebruik (beeldspraak): spreekwoorden/zegswijzen
Feiten / meningen

Slide 38 - Slide

Opdrachten / Huiswerk
INSTAPTOETSEN!!!!
Tekst Verenigde Naties lezen en opdrachten maken (Teams)
Bouwsteen 5 Taalblokken: lezen en luisteren opgave 1 t/m 27
Bouwsteen 6: Taalblokken: lezen en luisteren opgave 1 t/m 31

Slide 39 - Slide

Succes en tot maandag 27 september!

Slide 40 - Slide