1. Je raakt besmet met een ziekte verwekker.
2. Je wordt ziek.
3. Je witte bloedcellen herkennen de ziekte verwekkers en gaan antistoffen maken.
4. De hoeveelheid antistoffen gaat omhoog en de ziekteverwekker verdwijnt uit het lichaam.
5. Je wordt weer besmet met dezelfde ziekteverwekker.
6. Je lichaam heeft nog antistoffen en gaat onmiddellijk deze antistoffen bijmaken.
7. Je De antistoffen stijgen snel en je wordt niet of minder ziek.