Grammar U3

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Present simple

Pak je schrift en een pen.

Laat de rest in je tas.

Wie ben ik

Arnold van den Berg

IJshockey, Efteling, lezen, films, Canada .....

Regels bij Engels

1. Als je wat wil zeggen steek je je vinger op.
2. Je neemt elke les je boek, schrift en pen mee. 
3. Je maakt je huiswerk.

Schedule

Uitleg

samen oefenen

zelf oefenen

Present simple

• Affirmative
• Negative
• Question

Present simple - affirmative

Affirmative sentence = Als je zegt dat iets wel zo is

Ondewerp + werkwoord + rest van de zin

I go to school every day.

My dad works in a factory.

Write down

1. at home / I / work
2. is / my sister / ugly
3. I / a dog / have

Shit rule

Bij he, she en it voegen we een S achter het werkwoord

I walk

She walks

We walk

He walks

Shit rule

dance --> dances

watch --> watches

wash --> washes

fix --> fixes

do --> does

study --> studies

have --> has

word ending in -e:       + s

word ending in -ch:    + es:

word ending in -sh:    + es:

word ending in -x:       + es:

word ending in o-:      + es:

word ending in consonant + -y:    + ies.

word changes entirely: 

Fill in

1. She _______ noodles every Monday. (eat)

2. Wichai _______  computer every day. (play)

3. They _______  English well. (speak)

4. He _______  television every morning. (watch)

5. I _______  up late. (get)

6. My sister usually _______  nothing all day. (do)

7. The boys _______  in the pool. (swim)

8. My father _______  a new car. (drive)

1.  eats
2. plays
3. speak
4. watches
5. get
6. does
7. swim
8. drives

Present simple

• Affirmative
• Negative
• Question

Present continuous - negative

Negative sentence = als je zegt dat iets niet zo is

Onderwerp + do not/does not + werkwoord  + rest van de zin

I don't have a dog.

She doesn't like you.

Make a correct sentence

  0. (I / not / like coffee)              ---->              I do not like coffee

1. (I / not / live in Paris)
2. (she / not / come from Spain)
3. (John / not / work in a bank)
4. (they / not / get up at eight o'clock)
5. (we / not / go to the cinema every Friday)
6. (you / not / read the newspaper every day)
   

Blooket

Link

Present simple

Pak je schrift en een pen.

Laat de rest in je tas.

Schedule

Uitleg

samen oefenen

zelf oefenen

Present simple

• Affirmative
• Negative
• Question

Present simple questions

Question sentence = als je iets wil vragen

Do / does + onderwerp + werkwoord + rest van de zin

Do you like bowling?

Does she play football?

Uitzondering!!!

Als het werkwoord "to be" is vergeet je alle regels voor vraagzinnen en draai je alleen het onderwerp en het werkwoord om.

Zelfstandig werken

Opdracht 5-6 op blz. 40

Opdracht 1-5 op blz. 43