Herhaling Stedelijke ontwikkeling

1 / 32
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vanuit welke dimensie is de tekening vooral opgebouwd?
Politiek
Sociaal
Ecologisch
Economisch
Cultureel

Slide 2 - Drag question

fysisch-geografische dimensie
politieke dimensie
demografische dimensie
sociaal-culturele dimensie
economische dimensie
iets is aangeleerd
sterftecijfer
woestijn gebied
werk
de muur bij het grensgebied 

Slide 3 - Drag question

Inwoners van een Nederlandse stad 
Sleep de ontwikkeling naar de juiste periode 
Jaartallen van 1564 (links) tot 2019 (rechts)
Urbanisatie 
Suburbanisatie 
Re-urbanisatie

Slide 4 - Drag question

Een buurtprofiel
let op ...
A
bewonerskenmerken
B
suburbanisatie
C
woningkenmerken
D
woonomgeving

Slide 5 - Quiz

Kenmerken van 19e eeuwse arbeiderswijken zijn:
A
Slecht geïsoleerd, kleine kamers, wel centrale verwarming.
B
Kleine kamers, geen douches, aan de rand van de stad.
C
Kleine kamers, slecht geïsoleerd, tegen het centrum aan.
D
Slecht geïsoleerd, geen douches, wel centrale verwarming.

Slide 6 - Quiz

Segregatie is ...
A
is zichtbare regionale ongelijkheid.
B
is de sociale cohesie tussen bevolkingsgroepen.
C
het onderling verbonden zijn van mensen.
D
is het gescheiden leven van bevolkingsgroepen.

Slide 7 - Quiz

Wat hoort niet bij sanering:
A
opknappen van woningen
B
slopen van woningen
C
nieuwbouw van woningen
D
doelgroep: oorspronkelijke bewoners

Slide 8 - Quiz

Wat is gentrification?
A
Het proces waarbij verschillende mensen meer gaan samenwerken.
B
Het proces als gevolg waarvan een wijk een hoger verzorgingsniveau krijgt.
C
Het proces waarbij mensen met een hoger inkomen in een armere wijk komen wonen.
D
Een proces als gevolg waarvan uiteindelijk woningen worden gesloopt.

Slide 9 - Quiz

Wat weet je van de demografie van de stad Rotterdam?
A
De demografie is hoog.
B
Relatief veel oude mensen.
C
Relatief veel jonge mensen.
D
Relatief veel mannen.

Slide 10 - Quiz

Wat is geen woningkenmerk?
A
Type woning
B
Percentage eenpersoonshuishoudens
C
Onderhoudsniveau
D
Eigendom

Slide 11 - Quiz

stadscentrum
arbeiderswijken
naoorlogse wijken
Vinex
bloemkoolwijken
vooroorlogse wijken

Slide 12 - Drag question

Renovatie betekent
A
slopen en een nieuw huis bouwen
B
huizen weer zo maken als vroeger
C
het opknappen van huizen
D
het saneren van huizen

Slide 13 - Quiz

Twee stellingen:
1. In wijken met veel sociale huurwoningen komen meestal alleen maar laagwaardige voorzieningen voor.
2. Na herstructurering verandert meestal de samenstelling van de bevolking in een wijk
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, bewering 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, bewering 2 juist

Slide 14 - Quiz

Wat is het verschil tussen groeikernen en Vinex-wijken?
A
Groeikernen hebben geen oude binnenstad, Vinex-wijken wel
B
In Vinex-wijken staat veel hoogbouw, in groeikernen niet
C
Groeikernen werden later aangewezen dan Vinex-wijken
D
Vinex-wijken zijn een onderdeel van de stad, groeikernen liggen buiten de stad

Slide 15 - Quiz

In welke wijken heeft veel renovatie en sanering plaatsgevonden?
A
19e eeuwse woonwijken
B
Na-oorlogse wijken
C
Wijken met Galerijflats
D
VINEX wijken

Slide 16 - Quiz

Wat is geen woningkenmerk?
A
Type woning
B
Percentage eenpersoonshuishoudens
C
Onderhoudsniveau
D
Eigendom

Slide 17 - Quiz

Welke drie in de opsomming zijn bewonerskenmerken?
A
Ouderdom van de woning, gezinsfase, hoogte van het inkomen.
B
Leeftijd, woningtype, grootte van het huishouden.
C
Hoogte van het inkomen, etniciteit, staat van onderhoud
D
Gezinsfase, opleidingsniveau, grootte van het huishouden

Slide 18 - Quiz

Op de foto

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide