Het delend lidwoord

HET DELEND LIDWOORD
Leerdoelen: Aan het eind van deze les:
                   
              -kan ik het delend lidwoord gebruiken 
-ken ik de uitzondering           
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

HET DELEND LIDWOORD
Leerdoelen: Aan het eind van deze les:
                   
              -kan ik het delend lidwoord gebruiken 
-ken ik de uitzondering           

Slide 1 - Slide

Welke lidwoorden ken
je in het Frans?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Kijk naar het uitleg

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Het delend lidwoord
-Bestaat niet in het Nederlands.

-Dus... als er in het Nederlands geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord komt, dan krijg je in het Frans het delend lidwoord.

Slide 6 - Slide

Vormen van delend lidwoord?

de + le --> du
de + la --> de la
de + l' --> de l'
de + les --> des



Slide 7 - Slide

HET DELEND LIDWOORD 

-delende lidwoorden gebruik je bij ontelbare of onbepaalde hoeveelheden.

Voorbeelden:
  1. Ik eet kaas /  je mange du fromage   
  2. Wil je vlees? / tu veux de la viande? 
  3. Ik wil olie/ je veux de l'huile                  
  4. Er zijn tomaten/ il y a des tomates   

Slide 8 - Slide

Wat is een delend lidwoord?
A
un, une
B
du, de la, de l', des
C
le, la, les

Slide 9 - Quiz

Het delend lidwoord wordt vertaald naar het Nederlands.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Het delend lidwoord is een samentrekking van:
de + het bepaald lidwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Tu veux ... coca ?

Kies het juiste delend lidwoord.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 12 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste delend lidwoord:
Ma soeur prend _____ orangina.
A
du
B
de l'
C
de la
D
des

Slide 14 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
'Ma mère mange ...... glace.
A
des
B
de la
C
du
D
de

Slide 15 - Quiz

Je mange ma crêpe avec ....... sucre.
(Kies het goede delend lidwoord)
A
de la
B
du
C
de l'
D
des

Slide 16 - Quiz

Delend lidwoord

  • uitzondering
Let op:
 -Na een ontkenning
In plaats van een delend lidwoord krijg je de / d'



Slide 17 - Slide

Kijk naar het uitleg

Slide 18 - Slide

Delend lidwoord
Let op:
In plaats van een delend lidwoord krijg je de/d' :
- (1) na een woord van hoeveelheid
- (2) na een ontkenning

Slide 19 - Slide

Delend lidw. --> de/d'
1: na een woord van hoeveelheid
J'achète des pommes. --> 
J'achète un kilo des de pommes.
J'achète beaucoup des de pommes.

Slide 20 - Slide

Delend lidw. --> de/d'
Na een ontkenning
Je mange de la viande. --> 
Je ne mange jamais de la  de viande.
Je prends de l' viande. --> 
Tu ne prends pas de l'  d'eau?

Slide 21 - Slide


Wat gebeurt er met het delend lidwoord na:
een ontkenning?
A
geen idee
B
er verandert niets
C
delend lidwoord verandert in de / d'
D
delend lidwoord verandert in le/la/l'/les

Slide 22 - Quiz

Welk delend lidwoord?

Je ne mange plus ........ viande.
A
de
B
d'
C
du
D
de la

Slide 23 - Quiz

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je ne bois pas ...... eau.
A
de
B
de la
C
de l'
D
d'

Slide 24 - Quiz

Kies: delend lidwoord of de / d':
Tu ne mange pas __ légumes?
A
du
B
de la
C
de
D
d'

Slide 25 - Quiz

samengevat
-Delende lidwoorden gebruik je bij ontelbare of onbepaalde hoeveelheden
-In het Nederlands vertalen/gebruiken we dit niet

-de vormen zijn:
du (poulet)
de la (viande)
de l' (eau)
des (frites)
-Na een ontkenning gebruik  je:  de/d'
Je ne mange pas des chips ------> je ne mange pas de chips

Slide 26 - Slide

Objectifs atteints / Leerdoelen gehaald?
Kun je het delend lidwoord gebruiken?
A
JA
B
NEE

Slide 27 - Quiz

Dit begrijp ik nog niet en wil ik graag nog een keer uitgelegd hebben

Slide 28 - Open question