H2 - 3.1 Zuivere stof en Mengels

Hoofdstuk 3: stoffen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 3: stoffen

Slide 1 - Slide

3.1 zuivere stof en mengel
3.1 zuivere stof en mengel
3.2 veiligheid en milieu
3.3 faseovergangen
3.4 mengen en scheiden
3.5 moleculen

Slide 2 - Slide

3.1 zuivere stof en mengel






Zuivere stoffen
: Zout, suiker, ijzer, zuurstof gedestilleerd water
Mengels:               Kraanwater, cola, pindakaas, lucht



Materie
Zuivere stof
(Kun je niet verder scheiden)
Mengel
(uit verschillende stoffen )

Slide 3 - Slide

3.1 zuivere stof en mengel
Stofeigenschappen:
  • hardheid
  • kleur
  • smaak
  • brandbaarheid
  • kookpunt
  • smeltpunt
  • dichtheid




Slide 4 - Slide

3.1 zuivere stof en mengel
Waarom is de ene stof zwaarder dan de andere?
Moleculen hebben massa, de tussenruimte niet




Hoe dichter de moleculen op elkaar zitten, hoe zwaarder de stof
Dit noemen we daarom dichtheid

Slide 5 - Slide

3.1 zuivere stof en mengel
Dichtheid (ρ)= massa van 1 cm3

eenheid = g/cm3


Slide 6 - Slide

3.1 zuivere stof en mengel
Dichtheid (ρ)= massa van 1 cm3

1. verhoudingstabel: 
                     
              reken terug naar 1 cm3



Slide 7 - Slide

3.1 zuivere stof en mengel
Dichtheid (ρ)= massa van 1 cm3

1. verhoudingstabel: 
                     
              reken terug naar 1 cm3



Slide 8 - Slide

3.1 zuivere stof en mengel
Dichtheid (ρ)= massa van 1 cm3

2. formule:

m = massa in g
V = volume in cm3
ρ=Vm

Slide 9 - Slide

3.1 zuivere stof en mengel
Volume bepalen
       1. opmeten

      2. dompelmethode


Slide 10 - Slide

3.1 zuivere stof en mengel
Dichtheid (ρ)= massa van 1 cm3




Slide 11 - Slide

3.1 zuivere stof en mengel
Dichtheid (ρ)= massa van 1 cm3




Slide 12 - Slide

3.1 zuivere stof en mengel
Dichtheid (ρ)= massa van 1 cm3




Slide 13 - Slide

Lucht is een zuivere stof
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Thee is een zuivere stof
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Wat heeft een grotere massa:
1kg ijzer of 1kg piepschuim?
A
ijzer
B
piepschuim

Slide 16 - Quiz

Wat heeft een grotere dichtheid:
1kg ijzer of 1kg piepschuim?
A
ijzer
B
piepschuim

Slide 17 - Quiz

Een pruim is ongeveer 10 cm3.
Een pruim weegt 12 g.
Wat is de dichtheid van de pruim?
A
120
B
12
C
1,2
D
0,12

Slide 18 - Quiz