6.3 licht en kleur
1 / 27
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
timer
2:00
licht & kleur
Slide 4 - Mind map
Slide 5 - Slide
De schaduw aan de linker en rechterkant noem je
A
Kernschaduw
B
Lichtschaduw
C
Halfschaduw
D
Randstralen
Slide 6 - Quiz
Hoe heten bij een schaduw de lichtstralen die net niet door een voorwerp tegengehouden worden?
A
randschaduw
B
randstralen
C
schaduwstralen
D
schaduwranden
Slide 7 - Quiz
Schaduw is:
A
het ontbreken van zonlicht.
B
een plek waar het licht door een voorwerp wordt tegengehouden.
C
iets wat je krijgt als je lichtbron uitvalt.
D
een plek achter een doorzichtige plastic fles.
Slide 8 - Quiz
Sleep het juiste woord naar de juiste plaats:
De afstand van tot de spiegel is gelijk aan de afstand van het origineel tot de spiegel.
De lichtstraal van het origineel naar je oog loopt via het punt waar de zichtlijn raakt.
de spiegel
het spiegelbeeld
het origineel
de zichtlijn
de lichtstraal
Slide 9 - Drag question
je gaat een nieuwe rugzak kopen. je staat voor een spiegel. in welke figuur is het spiegelbeeld goed getekend.
juist
Slide 10 - Drag question
Hoe luidt de spiegelwet?
A
De hoek van inval is gelijk aan de hoek van terugkaatsing
B
De hoek van normaal is gelijk aan de hoek van terugkaatsing
C
De hoek van inval is gelijk aan de hoek van de normaal
D
De lichtstraal van inval is gelijk aan de lichtstraal van terugkaatsing
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Uit welke zes kleuren bestaat het spectrum (van wit licht)
Slide 20 - Open question
Hoe kan je de kleuren die in het witte licht aanwezig zijn zichtbaar maken. Noem minimaal twee manieren.
Slide 21 - Open question
Wat gebeurt er met het opvallende licht bij een wit voorwerp
A
alles wordt geabsorbeerd
B
alles wordt gereflecteerd
C
alleen wit wordt gereflecteerd
D
a, b en c zijn alle drie fout
Slide 22 - Quiz
Op een rood voorwerp valt zuiver geel licht. Welke kleur heeft het voorwerp
A
rood
B
wit
C
zwart
D
geel
