4.2 & 4.3 Over lezen & gedicht

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.2 - 4.3 Over lezen & gedicht
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.2 - 4.3 Over lezen & gedicht
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 162.


Huiswerk controle:
-

Slide 2 - Slide

2. Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
- kun je uitleggen hoe een verhaal spannend is gemaakt
- kun je beschrijven in welke ruimte een verhaal zich afspeelt
- kun je beschrijven welke sfeer een verhaal oproept
- Kun je rijmsoorten in een gedicht herkennen

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Jessica, Gijs, Jochem & Jamie

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Krystian, Jaysen & Niek

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
n.v.t.

Slide 4 - Slide

Verdiept arrangement:
Verdiept: Jessica, Gijs, Jochem & Jamie

Huiswerk noteren + maken:
les: 4.2 & 4.3 
blz: 162 t/m 166
opdr: 2, 3, 5 en 6

Slide 5 - Slide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 6 - Slide

Waaraan merk je of een verhaal spannend is?

Slide 7 - Open question

Wat wordt er bedoelt met ' de ruimte van een verhaal'?

Slide 8 - Open question

Hoe noem je verschillende woorden die in een gedicht in dezelfde regel staan?

Slide 9 - Open question

Hoe noem je verschillende woorden die in een gedicht aan het eind van de regel staan?

Slide 10 - Open question

Wie maakt wat:
3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 4.2 & 4.3 opdracht 2, 3, 5 en 6 op blz. 162 t/m 166

De rest doet mee met de instructie.

Slide 11 - Slide

4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Slide 12 - Slide

Als je een verhaal leest, wil je graag dat het spannend is. Een schrijver kan op verschillende 
manieren spanning in een verhaal brengen:

Slide 13 - Slide

Het verhaal speelt zich af in een enge of gevaarlijke omgeving. 
De hoofdpersoon komt in een bedreigende of gevaarlijke situatie.

Slide 14 - Slide

De hoofdpersoon moet een raadsel of probleem oplossen.
Je bent bijna bij de ontknoping, maar eerst is er nog uitstel. De schrijver laat je wachten voordat je ontdekt hoe het zit.

Slide 15 - Slide

Een hoofdstuk eindigt met een cliffhanger.
 Letterlijk betekent dit woord dat er iemand boven een kloof hangt, terwijl je niet weet of die persoon gaat vallen of op het nippertje gered wordt. Een cliffhanger is het afbreken van een verhaal op een heel spannend moment.

Slide 16 - Slide

Je krijgt door aanwijzingen in het verhaal een vermoeden over hoe het afloopt, maar je weet nog niet precies hoe het zit.

Slide 17 - Slide

Er zitten open plekken in het verhaal. Dat zijn vragen die het verhaal bij je oproept, maar waar je nog niet meteen het antwoord op krijgt. Je leest verder om te ontdekken hoe de open plekken worden ingevuld.

Slide 18 - Slide

Ruimte
Waar het verhaal zich afspeelt, heet de ruimte van het verhaal.  

Een bepaalde stad, of een dorp , een kamer zijn, een donker bos, een woestijn of zelfs een andere planeet. 

De manier waarop de ruimte beschreven wordt, kan een bepaalde sfeer oproepen. Bijvoorbeeld een griezelige sfeer, een dreigende sfeer of juist een vrolijke sfeer.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Rijm in gedichten
Een dichter kan op verschillende manieren woorden in een gedicht laten rijmen. 

Rijmende woorden die in dezelfde regel staan, noem je binnenrijm. 

Rijmende woorden die aan het eind van de regel staan, noem je eindrijm

Slide 21 - Slide

Rijmschema's 

Slide 22 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Jessica, Niek, Jaysen & Krystian: jullie gaan zelfstandig les 4.2 & 4.3 opdracht 2, 3, 5 en 6 op blz. 162 t/m 166

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 2.

Slide 23 - Slide

6. Zelfstandig werken
Lees goed de gele stukjes theorie.
Je maakt 4.2 & 4.3 opdracht 2, 3, 5 en 6 op blz. 162 t/m 166


Ben je klaar? 
1. Nakijken en verbeteren
2. Lezen in een leesboek. 

 
timer
1:00

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- kun je uitleggen hoe een verhaal spannend is gemaakt
- kun je beschrijven in welke ruimte een verhaal zich afspeelt
- kun je beschrijven welke sfeer een verhaal oproept
- Kun je rijmsoorten in een gedicht herkennen

Slide 26 - Slide

8. Huiswerk & Toetsen
Huiswerk:
Donderdag 22 februari
4.2 & 4.3 opdracht 2, 3, 5 en 6 

 
Toetsen:
-

Slide 27 - Slide