This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.2 + 4.3
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
Slide 1 - Slide
Lesopening
Pak je boek van Nederlands en open deze op blz 162.
huiswerk n.v.t.
Slide 2 - Slide
2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- kun je uitleggen hoe een verhaal spannend is gemaakt
- kun je beschrijven in welke ruimte een verhaal zich afspeelt
- kun je beschrijven welke sfeer een verhaal oproept
- Kun je rijmsoorten in een gedicht herkennen
Leergebiedoverstijgende doelen:
Denkvermogen
- Realiseert een oplossing volgens plan.
- Formuleert criteria voor de oplossing.
Slide 3 - Slide
3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): Niemand
Iedereen doet mee met de mini-check.
Slide 4 - Slide
Waaraan merk je of een verhaal spannend is?
Slide 5 - Open question
Wat wordt er bedoelt met ' de ruimte van een verhaal'?
Slide 6 - Open question
Hoe noem je verschillende woorden die in een gedicht in dezelfde regel staan?
Slide 7 - Open question
Hoe noem je verschillende woorden die in een gedicht aan het eind van de regel staan?
Slide 8 - Open question
Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 2, 3, 5 en 6 op blz 163 t/m 165.
De rest doet mee met de instructie.
Slide 9 - Slide
Als je een verhaal leest, wil je graag dat het spannend is. Een schrijver kan op verschillende
manieren spanning in een verhaal brengen:
Slide 10 - Slide
Het verhaal speelt zich af in een enge of gevaarlijke omgeving.
De hoofdpersoon komt in een bedreigende of gevaarlijke situatie.
Slide 11 - Slide
De hoofdpersoon moet een raadsel of probleem oplossen.
Je bent bijna bij de ontknoping, maar eerst is er nog uitstel. De schrijver laat je wachten voordat je ontdekt hoe het zit.
Slide 12 - Slide
Een hoofdstuk eindigt met een cliffhanger.
Letterlijk betekent dit woord dat er iemand boven een kloof hangt, terwijl je niet weet of die persoon gaat vallen of op het nippertje gered wordt. Een cliffhanger is het afbreken van een verhaal op een heel spannend moment.
Slide 13 - Slide
Je krijgt door aanwijzingen in het verhaal een vermoeden over hoe het afloopt, maar je weet nog niet precies hoe het zit.
Slide 14 - Slide
Er zitten open plekken in het verhaal. Dat zijn vragen die het verhaal bij je oproept, maar waar je nog niet meteen het antwoord op krijgt. Je leest verder om te ontdekken hoe de open plekken worden ingevuld.
Slide 15 - Slide
Ruimte
Waar het verhaal zich afspeelt, heet de ruimte van het verhaal.
Een bepaalde stad, of een dorp , een kamer zijn, een donker bos, een woestijn of zelfs een andere planeet.
De manier waarop de ruimte beschreven wordt, kan een bepaalde sfeer oproepen. Bijvoorbeeld een griezelige sfeer, een dreigende sfeer of juist een vrolijke sfeer.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
4. Instructie
Rijm in gedichten;
Een dichter kan op verschillende manieren woorden in een gedicht laten rijmen. Rijmende woorden die in dezelfde regel staan, noem je binnenrijm. Rijmende woorden die aan het eind van de regel staan, noem je eindrijm.
Slide 18 - Slide
Rijmschema's
Slide 19 - Slide
5. Begeleid inoefenen
Slide 20 - Slide
6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht 2, 3, 5 en 6 op blz 163 t/m 165.
Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na
Daarna ga je in stilte lezen.
timer
1:00
Slide 21 - Slide
7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?
- kun je uitleggen hoe een verhaal spannend is gemaakt?
- kun je beschrijven in welke ruimte een verhaal zich afspeelt?
- kun je beschrijven welke sfeer een verhaal oproept?