Havo2 - week 14 - Spelling H5.1 en 5.2 - H2F

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met de LessonUp, 
Check wat je moet doen  deze week. 
Houd je aan de planner!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl
Ma, Di, wo, vrij

Let op: 
Doe mee met de LessonUp, 
Check wat je moet doen  deze week. 
Houd je aan de planner!

Slide 1 - Slide

- Welkom
- herhaling spelling - Hoofdletters en aanhalingstekens
- herhaling werkwoordsspelling
- Woordenschat H3
- Aan de slag

Doel: 
- Je kunt citaten op de juiste manier aangeven
- Je gebruikt hoofdletters en kleine letters op de juiste manier. 
- Je schrijft werkwoorden in samengestelde zinnen juist




Vandaag in de les:

Slide 2 - Slide

- Begin zin
Welkom in deze les over spelling

- eigennamen
Johannes Fontanus College, Piet de Groot, Blokker

- bijv. naamwoorden van eigennamen (afgeleid)
Franse uiensoep, Augustijnse monniken, Barneveldse sprits


Hoofdletters:

Slide 3 - Slide

- samenstelling feestdag
Pasen vs. paashaas

- religies, stromingen en afleidingen daarvan
christendom

- windstreken
noordoost vs. Amsterdam Noord

- namen van seizoenen, dagen en maanden
Kleine letter: 

Slide 4 - Slide

'Aanhalingstekens'
-directe rede/citaten
-titels
-als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis.

Slide 5 - Slide

- Je geeft een citaat of directe reden aan:

"Gisteren," vertelde moeder, "vielen de mussen van het dak."

Hij vroeg: "Hoe zit dat?"

"Hoe zit dat?", vroeg hij. 
Aanhalingstekens:
Bij de directe reden herhaal je precies wat iemand zegt
Leestekens die horen bij het citaat, plaats je binnen de aanhalingstekens. 

Slide 6 - Slide

mevrouw H. de Jong
mevrouw De Jong

(de eerste letter van een naam schrijf je met hoofdletter)
Let dus op het verschil:

Slide 7 - Slide

Hij zei: "In mei leggen alle vogels een ei."
Goede antwoord:
Leestekens en hoofdletters die horen bij het citaat, plaats je binnen de aanhalingstekens. 

Slide 8 - Slide

"Maar," vroeg Van Houten, "spreken we morgen nog af?"
Goede antwoord:
Van Houten vroeg: "Maar, spreken we morgen nog af?"

Slide 9 - Slide

Voorbeeld 1
'Merel, wil jij vanavond op Sam passen als wij bij de familie Van Leersum zijn?', vroeg haar vader.

'Merel,' vroeg vader, 'wil jij vanavond op Sam passen als wij bij de familie Van Leersum zijn?' 

Vader vroeg Merel of zij vanavond op Sam wil passen. 

Slide 10 - Slide

Voorbeeld 2
Lente vroeg zich af: hoe kom ik onder dit afspraakje uit?
-> gedachten

'Hoe kom ik onder dit afspraakje uit?', zei Lente tegen haar vriendin. 
-> directe rede 

Slide 11 - Slide

Voorbeeld 2
Lente vroeg zich af: hoe kom ik onder dit afspraakje uit?


'Hoe kom ik onder dit afspraakje uit?', zei Lente tegen haar vriendin. 

Slide 12 - Slide

Je gebruikt aanhalingstekens bij titels
-'Kruistocht in spijkerbroek' is echt een heel leuk boek.
-Ik raad je aan om de filmserie 'Star Wars' eens te kijken.
-Heb jij het boek 'Spijt' wel eens gelezen? 

Slide 13 - Slide

Werkwoordspelling
In een samengestelde zin moet je extra opletten

Misschien wel 2x PV
Soms infintief (=hele werkwoord), vaak na te (te lopen, te denken)

Slide 14 - Slide

Wanneer zal het feest losbarsten?
A
losbasten = pvtt
B
losbarsten = infinitief

Slide 15 - Quiz

Ouders behoeden hun kinderen graag voor narigheid
A
behoeden = infinitief
B
behoeden = pvtt

Slide 16 - Quiz

Gisteren [........] er veel grote vliegtuigen op Schiphol.
A
lande
B
landden
C
landen
D
landde

Slide 17 - Quiz

Gisteren landden veel vliegtuigen op Schiphol.
A
landden = pvtt
B
landden = infinitief
C
landden = pvvt

Slide 18 - Quiz

De vergoede schade.
A
vergoede = pvtt
B
vergoede = bijvoeglijk naamwoord
C
vergoede = pvvt

Slide 19 - Quiz

Joël stond per ongeluk tegen de gewitte muur.
A
gewitte = pvtt
B
gewitte = infinitief
C
gewitte = pvvt
D
gewitte = bijvoeglijk naamwoord

Slide 20 - Quiz

Voor de pauze werd de operazangeres nog [..........].
A
uitgejoeld
B
uitgejoelt
C
uitgejoelden
D
uitgejoelen

Slide 21 - Quiz

Wat:  eigen leerlijn spelling H5 - hoofdletters en aanhalingstekens (als je die nog niet af had) en spelling werkwoorden - hele leerlijn.. 

Wanneer: Voor vrijdag af!
Hoe: werk netjes, als je iets niet snapt, dan mag je het opzoeken/in de les/chat vragen. 

Netheid is bij dit onderdeel heel belangrijk!

Aan de slag!

Slide 22 - Slide

  1. De voordelen van kleedgeld zal ik toelichten aan de hand van een voorbeeld.
  2. Veel ouders bepalen de hoeveelheid zakgeld met gebruikmaking van de gegevens van Nibud.
  3. Vroeger beslisten mijn ouders over onze vakantiebestemming, maar na verloop van enkele jaren mochten wij meepraten. 
  4. In het kader van de excursie is er een info-avond.
Hoofdstuk 3:
Door welk woord kun je het onderstreepte gedeelte vervangen?

Slide 23 - Slide

  1. De voordelen van kleedgeld zal ik toelichten aan de hand van een voorbeeld.
  2. Veel ouders bepalen de hoeveelheid zakgeld met gebruikmaking van de gegevens van Nibud.
  3. Vroeger beslisten mijn ouders over onze vakantiebestemming, maar na verloop van enkele jaren mochten wij meepraten. 
  4. In het kader van de excursie is er een info-avond.
Hoofdstuk 3:
met
met
na
vanwege/ wegens

Slide 24 - Slide

Verschillende woorden komen altijd voor met een vast voorzetsel:
Afhangen van              Afrekenen met/ afrekenen bij
Genieten van               Rekenen op
Houden van                 bang zijn voor
Verslaafd zijn aan


Vaste voorzetsels

Slide 25 - Slide

Door middel van -> door, met
In verband met -> door, wegens
Vaste voorzetsels - voorzetseluitdrukking

Slide 26 - Slide

Wat: 
Lees de theorie door en maak opdracht 1 (over voorzetseluitdrukkingen en opdracht 2 (woordenlijst)

Wanneer: Deze les (niet in de les af = huiswerk)


Aan de slag: woordenschat H3

Slide 27 - Slide