Hv2t-ne Grammatica 5, deel 2

Welkom hv2t
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom hv2t

Slide 1 - Slide

Programma
  1. 10 minuten stil lezen
  2. Leerwerkcheck, Grammatica 5, blz 22
  3. Nakijken opdracht 4-6-7, blz 23
  4. Uitleg werkwoordsvormen en soorten werkwoorden
  5. Maken opdracht 6-7-9-10, blz 24-25
  6. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

Leerwerkcheck grammatica 5

Slide 4 - Slide

De snelle kat vangt snel muizen en ratten.
A
snelle en snel is bijwoord
B
kat, muizen, ratten zijn zelfst. nw
C
snelle en snel zijn bijvoeglijk nw
D
snelle is bijv. nw snel is bijwoord

Slide 5 - Quiz

Voornaamwoorden
persoonlijk voornaamwoord 
bezittelijk voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
betrekkelijk voornaamwoord

onbepaald, vragend en wederkerend voornaamwoord behandelen we later
 

Slide 6 - Slide

Welk voornaamwoord kan zowel een persoonlijk als een bezittelijk voornaamwoord zijn?
A
jullie
B
hem
C
jou
D
u

Slide 7 - Quiz

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij hem

Slide 8 - Quiz

'Je' kan persoonlijk voornaamwoord zijn, maar ook bezittelijk voornaamwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Welke voornaamwoorden kunnen zowel een persoonlijk als een bezittelijk voornaamwoord zijn?
A
haar
B
hem

Slide 10 - Quiz

Hij heeft mijn fiets gestolen.
Hij= voornaamwoord
mijn= voornaamwoord

A
hij= bezittelijk mijn bezittelijk
B
hij=persoonlijk mijn= bezittelijk
C
hij=persoonlijk mijn= persoonlijk
D
hij is bezittelijk mijn= persoonlijk

Slide 11 - Quiz

Bedoel je die stoelen? Die heb ik van Jan geleend.

De eerste die is...vnw, de tweede die is...vnw
A
persoonlijk, aanwijzend
B
aanwijzend, betrekkelijk
C
aanwijzend, aanwijzend
D
aanwijzend, bezittelijk

Slide 12 - Quiz

Antwoord
De juffrouw aan wie ik iets vroeg, zie ik niet meer .

Wie = betrekkelijk voornaamwoord (verwijst naar een woord dat eerder genoemd is)
de juffrouw= antecedent (zegt iets over wie)

Slide 13 - Slide

Ik ben mijn jas kwijt, wie hem vindt krijgt van mij een zak snoep. Benoem alle voornaamwoorden








Selecteer omte verplaatsen,kopiëren ofte verwijderen






11







Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.








Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.







Differentiëer






Differentiëer





Instellingen





















Ik ben mijn jas kwijt, wie hem vindt krijgt van mij een zak snoep. Benoem alle voornaamwoorden























Open vraag




























enoem alle voornaamwoorden

Slide 14 - Open question

Opdracht 4 blz 23
      
        
        
          
            
              
                
              
            
          

          13
          

          

          
            
              
                Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
              
            
          

          
          
            
              
                Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
              
            
          

          
            
              
                Differentiëer
              
            
            

              
                
                  Differentiëer
                
                
                

                
                Instellingen
                
              
            
          

          
    
      
        
 
    
    
    
    
    
    
    
      
        
          
        
      
    
 

    
    

    
    
      
        
          Opdracht 6 nakijken
        
      
    

    
    
      
        6 c   De voordelen van het leren van andere talen:          -    Door het leren van een andere taal kun je effectiever communiceren met sprekers van de taal en het is respectvol naar de sprekers van die taal.    -     Door het leren van een andere taal zal je meer bereid zijn culturele verscheidenheid te waarderen en te koesteren, wat de tolerantie voor en het begrip van andere culturen verhoogt.    -    Meertaligheid beschermt tegen dementie en zorgt voor betere cognitieve prestaties (door flexibele en efficiënte hersenen).    -    Het leren van een tweede taal verandert de hersenen op zo’n manier dat meertaligen betere taalvaardigheden hebben dan niet-meertaligen.
      
    

    
    
 

 
 
 
      
    
    
    
    
      
        
          
          
            
 
    
    
    Slide
 
 
          
          
        
      
    

 
          

          

          
    
    
      
      
    
 
        
      


      

      
      
    t 6 nakijken
4     a     je (persoonlijk voornaamwoord), die (aanwijzend voornaamwoord), die (betrekkelijk voornaamwoord)
    b     Ik (persoonlijk voornaamwoord), ze (persoonlijk voornaamwoord), haar (bezittelijk voornaamwoord)
    c    Hij (persoonlijk voornaamwoord), wat (betrekkelijk voornaamwoord), zijn (bezittelijk voornaamwoord)
    d    ‘ie (persoonlijk voornaamwoord), zoiets (aanwijzend voornaamwoord), ze (persoonlijk voornaamwoord)
    e    Wie (betrekkelijk voornaamwoord), haar (bezittelijk voornaamwoord)
    f    Dergelijke (aanwijzend voornaamwoord), haar (persoonlijk voornaamwoord)
    


Slide 15 - Slide

Werkwoordsvormen
- Persoonsvorm
- Voltooid deelwoord
- Onvoltooid deelwoord
- Hele werkwoord = infinitief

Slide 16 - Slide

H4: Voltooide en onvoltooide deelwoorden
  • Voltooid deelwoord geeft aan dat een handeling is afgerond (= voltooid). Het voltooid deelwoord maakt meestal deel uit van het gezegde. Er staat dan altijd een vorm bij van hebben, zijn of worden.                       De man heeft gewerkt.                                                                         Om te bepalen of het voltooid deelwoord eindigt op een -d of -t, gebruik je 't Kofschip. 

  • Onvoltooid deelwoord geeft aan dat een handeling nog aan de gang is (= onvoltooid)                Je schrijft het onvoltooid deelwoord als hele werkwoord (infinitief) +d.                                                                                                             De werkende man

  • Infinitief (= hele werkwoord)                 De man moet hard werken

Slide 17 - Slide

Opdracht 6 blz 24
a     is, uitgebreid (voltooid deelwoord)
b    leerde, kennismaken (infinitief)
c    hakkend (onvoltooid deelwoord), bakkend (onvoltooid deelwoord),          roerend (onvoltooid deelwoord), deelt (koken is zelfstandig naamwoord)
d    hebben, ontvangen (voltooid deelwoord)
e    moet, laten (infinitief), doen (infinitief), laten (infinitief), uitvinden (infinitief)
 f    doende (onvoltooid deelwoord), leert



Slide 18 - Slide

Opdr 7 blz 24
7  a    voltooid tegenwoordige toekomende tijd
    b    onvoltooid tegenwoordige tijd
    c    onvoltooid verleden toekomende tijd
    d    voltooid tegenwoordige tijd
    e    voltooid verleden toekomende tijd
    f    onvoltooid verleden tijd

Slide 19 - Slide

Jan uitlaten hond
Maak een actieve/bedrijvende zin en een passieve/lijdende zin met deze woorden

Slide 20 - Open question

Bedrijvende en lijdende vorm
Ook wel actieve en passieve vorm genoemd

Slide 21 - Slide

Aan de slag, maak opdr 9, blz 25
Je krijgt hiervoor 10 minuten,
Maak deze opdracht eerst alleen,
Check daarna elkaars antwoorden en verbeter je antwoorden waar nodig
Vragen?



timer
10:00

Slide 22 - Slide

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: overmorgen wo 22 januari
Huiswerk
leren G5,  taalkundig ontleden blz 22 & 24 & blz 186 t/m 189 
lezen G6,  redekundig ontleden blz 26 & 192 en 193 
maken opdr. 9, blz 25
Meenemen LAPTOP, leesboek, lesboek, schrift en pen
Programma: Grammatica 6
Opdracht boek 2, maandag 27 januari, zorg dat je je boek uit hebt!


Slide 23 - Slide

Hv2t-ne Grammatica 5, deel 2

Slide 24 - Slide