Les na de kersvakantie 2023

Herzlich Willkommen!







Die Handys in die Handytasche bitte!
1 / 35
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herzlich Willkommen!







Die Handys in die Handytasche bitte!

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
1. Reden über die Weihnachtsferien?  Einige Sätze auf Deutsche  schreiben und üben. 
2. Dann ein kleines Gespäch mit mir über eure Ferien. 

3. Wiederholen/üben  Kapitel 1 und 2 
4. Anfangen mit kapitel 3
5. Hausaufgaben: 



Slide 2 - Slide

Die Weihnachtsferien sind wieder vorbei. Die Schule geht wieder an.... 
Hallo Kinder, schön euch wiederzusehen....
Ich hoffe,  ihr seid gut erholt (uitgerust) nach den ferien und gespannt (enthousiast) auf den Schulbeginn.
Aber lasst uns erstmal übr eure Erlebnisse (belevenissen) sprechen. 
Was habt ihr denn in den Weihnachtsferien gemacht? 
- Wat hebben jullie in de (kerstvakantie gedaan?
Bilde und schreibe  einige (vier oder fünf)  Sätze in deinem Heft (auf Deutsch). --> Zie voorbeeldzinnen in Classroom

Slide 3 - Slide

Classroom
Ga nu naar Classroom: klik op voorbeeldzinnen na kerstvakantie en maak een aantal vraag en antwoord zinnen . Als je klaar bent, oefen je het met je buurman/buurvrouw.  Je hebt hier ongeveer 15 minuten voor.
Na het oefenen, vraag ik een aantal leerlingen om iets over zijn/haar kerstvakantie te vertellen. Dit gaat  ongeveer 15 minuten duren.

Slide 4 - Slide

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 5 - Drag question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wohnt
wohnen
wohnen
wohnt
wohne
wohnst

Slide 6 - Drag question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
redet
reden
reden
redet
rede
redest

Slide 7 - Drag question

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
reist
reisen
reisen
reist
reise
reist

Slide 8 - Drag question

Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hat
hast
haben
haben
habe
habt

Slide 9 - Drag question

Da haben wir Glück ...
A
gehat
B
gehad
C
gehabd
D
gehabt

Slide 10 - Quiz

Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein.  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 11 - Drag question

Wir sind in Berlin...
A
geweest
B
gewesen
C
geseint
D
gesint

Slide 12 - Quiz

Die Zahlen bis 10.000
Was ist 21, 45 und 999 auf Deutsch?

Slide 13 - Open question

welke bezittelijke voornaamwoorden ken je nog?

Slide 14 - Mind map

hun
jullie
uw
ons/onze
zijn
jouw
haar
ihr-
unser-
euer-
ihr-
Ihr-
sein-
mijn
dein-
mein-

Slide 15 - Drag question

Weet je nog hoe je de voltooid tegenwoordige tijd in het Duits maakt van zwakke werkwoorden?
Wat is de hoofdregel ?
A
ge+stam+et
B
ge+stam+edt
C
ge+stam+t

Slide 16 - Quiz

Hoe maak je een voltooid deelwoord als de stam van een werkwoord eindigt op een -t of -d?
A
ge+stam+et
B
ge+stam+edt
C
ge+stam+t

Slide 17 - Quiz

Hoe maak je een voltooid deelwoord als de stam van een werkwoord eindigt op -ieren?
A
ge+stam+et
B
stam+t
C
ge+stam+t

Slide 18 - Quiz

Welke 2 hulpwerkwoorden heb je nodig om een voltooide tijd te vormen?
(....... und ...... )

Slide 19 - Open question

Zwakke werkwoorden ken je nu al.
Op welke twee letters eindigt de voltooid deelwoord van sterke werkwoord altijd
-

Slide 20 - Open question

Welche W-Fragewörter kennt ihr schon?
w..

Slide 21 - Mind map

Wie alt bist du?
vertaal "wie" in het Nederlands:

Slide 22 - Open question

Wo wohnst du?
vertaal "wo" in het Nederlands:

Slide 23 - Open question

Wohin gehst du?
vertaal "wohin" in het Nederlands:

Slide 24 - Open question

Woher kommst du?
vertaal "woher" in het Nederlands:

Slide 25 - Open question

De tijd in het Duits
Vertaal: Het is tien voor twee

Slide 26 - Open question

De tijd in het Duits
Vertaal: Het is kwart over vijf

Slide 27 - Open question

De tijd in het Duits
Vertaal: half zes

Slide 28 - Open question

In welke naamval staat het: onderwerp

Slide 29 - Open question

In welke naamval staat het: lijdend voorwerp

Slide 30 - Open question

In welke naamval staat het: meewerkend voorwerp

Slide 31 - Open question

voorzetsels met de 3e naamval

Slide 32 - Mind map

voorzetsels met de 4e naamval

Slide 33 - Mind map

welke lidwoord hebben de volgende zelfstandige naamwoorden? (schrijf achterelkaar met 1 spatie)
mannelijke zelfstandige nw:
vrouwelijk zelfstandige nw:
onzijdige zelfstandige nw:
zelfstandige nw in de meervoud:

Slide 34 - Open question

Hoofdstuk 3
Neem hoofdstuk 3 voor je. 
- Leer eerst Lernbox 1
- Maak daarna uit Na Klar oef 1, 2 en 3

Slide 35 - Slide