Qv = -1,5P + 0,75P2 – 0,3P3 + 0,4Y + 40
Qv = de vraag naar bioscoopkaartjes (in 1.000 stuks per maand)
P = de prijs van bioscoopkaartjes (in euro’s)
Y = het gemiddelde inkomen van de consument (in 1.000 euro per maand)
P2/3 = prijs in euro’s
Wat is p2 en wat is p3?
A
p2 = prijs van parkeergarage,
p1= prijs van dvd's
B
p1= prijs van dvd's, p2=prijs van parkeergarage