Lesson 15. 8/4

What are we going to do today?
- Grammar revision (future tense)
- Practice with the future 
- Quizlet 

Lesson goal: At the end of the class you will be able to tell the difference between the four future tenses. 
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

What are we going to do today?
- Grammar revision (future tense)
- Practice with the future 
- Quizlet 

Lesson goal: At the end of the class you will be able to tell the difference between the four future tenses. 

Slide 1 - Slide

Future tense
De future gebruik je om aan te geven dat iets in de toekomst wel/niet gaat gebeuren. 
Je kunt deze op 4 manieren gebruiken: 
- Present Simple
- Present Continuous 
- to be going to 
- Will/shall 

Slide 2 - Slide

Present Simple
Dit is de normale tegenwoordige tijd. ( s achter he/she/it)
Je gebruikt deze voor vaststaande schema's, roosters en tijdsplanningen of bij feiten, gewoontes en regelmatige gebeurtenissen. 

- The bus leaves at 9 o'clock. (vast staand tijdsschema) 
- Water boils at 100 degrees. (feit)

Slide 3 - Slide

Present Continuous
Dit is de duurvorm. Deze gebruik je voor plannen in de nabije toekomst die vaststaan waarvan tijd/plaats al bekend is. Of dingen die NU aan de gang zijn. 
Je maakt hem door: to be + hele ww + ing 

- I am flying to Sydney tomorrow. 
- She is meeting Susan at the train station in an hour. 

Slide 4 - Slide

Will & to be going to 
To be going to: gebruik je wanneer iemand iets in de toekomst wel/niet van plan is of een voorspelling MET bewijs.
It is going to rain, just look at the clouds.

Shall/Will: gebruik je om iets aan te bieden, bij beloftes, aankondigen, besluiten of voorspellingen ZONDER bewijs.
I will come to your party tomorrow, i promise. 

Slide 5 - Slide

They often ....... to New Zealand.
(Key word: often)
A
will travel
B
are travelling
C
travel
D
are going to travel

Slide 6 - Quiz

I ........... my Holidays in Spain.
(tip: geen bewijs)
A
am going to spend
B
will spend
C
am spending
D
spend

Slide 7 - Quiz

Maybe we .......... you on your Holiday in Spain.
(Tip: voorspelling/besluit)
A
meet
B
are going to meet
C
are meeting
D
will meet

Slide 8 - Quiz

...... you a taxi?
(aanbieding)
A
Shall I call
B
Will I call
C
Am I going to
D
Am I calling

Slide 9 - Quiz

The show ....... in 10 minutes.
A
Will start
B
Shall start
C
Is starting
D
starts

Slide 10 - Quiz

Practice with the Future. 
https://engelsklaslokaal.nl/oefenen-met-grammatica/toekomende-tijd/future-mix/

Do at least 5 exercises!! Done? Go to Quizlet and study the words ch. 5 
timer
7:00

Slide 11 - Slide