week 36 - les 1

1 / 33
next
Slide 1: Video
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Die Planung 
1. afgelopen week, overhoren
2. Fragewörter
3. die Aussprache
3. Klassensprache



5
  • Je kunt vraagwoorden begrijpen en gebruiken
  • Je hebt de eerste Duitse woorden en zinnen geleerd

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog over lidwoorden in het Duits?

Slide 3 - Slide

Lidwoorden
Der = mannelijk
Die = vrouwelijk 
Das = onzijdig


Slide 4 - Slide

Wanneer gebruik een hoofdletter in het Duits?

Slide 5 - Slide

Hoofdletter Duits
-Begin van de zin
-Zelfstandige naamwoorden
- Namen (van landen) 

Slide 6 - Slide

die Aussprache
wat is een Umlaut?

Slide 7 - Slide

Umlaut 
Hoe spreken we een Umlaut uit?

Slide 8 - Slide

Bij welke letters kan een umlaut komen?

Slide 9 - Slide

Umlaut

  • Het Duitse alfabet heeft letters met een trema (puntjes) erop. In het Duits noem je dat een Umlaut. De Umlaut krijg je alleen op de letters a,o en u!


Tipp: Alleen de klinkers uit het woord AUtO kunnen een Umlaut krijgen!

Slide 10 - Slide

Umlaut
A der Name, die Adresse
Ä Käse, das gefällt mir
U null
Ü fünf
O kommen, wohnen
Ö Österreich, können
Zie ook: blz 182 (eerste 4 afbeeldigen

Slide 11 - Slide

Overhoren
Iedereen staat op
Ik noem een woord
Weet je het woord, steek je vinger op
Heb je het woord goed? Ga zitten
Hoe lang duurt het voordat iedereen weer zit?

Minder dan 2 minuten? Iedereen krijgt een snoepje
 

Slide 12 - Slide

4- Wörter, 5 & 6 Lesen
Invalsuur - gelukt?

Slide 13 - Slide

Fragewörter

Slide 14 - Slide

Blok C Seite  18 Fragewörter
Beginnen allemaal met een W. Wat betekenen de woorden?
Was               
Warum         
Wer               
Wo                 
Wie                
Woher   
Wohin
     

Slide 15 - Slide

..... heißt deine Schwester?
(...... heet jouw zus)
A
Wo?
B
Wann?
C
Wer?
D
Wie?

Slide 16 - Quiz

..... ist deine Handynummer?
(..... is jouw mobiel nummer)
A
Wer?
B
Was?

Slide 17 - Quiz

..... alt bist du?
(..... oud ben je)
A
Wie?
B
Wo?
C
Was?
D
Wer?

Slide 18 - Quiz

..... ist das? Das ist Henk, mein Vater.
(...... is dat? Dat is Henk, mijn vader)
A
Wie?
B
Wer?

Slide 19 - Quiz

..... kommt er? Er kommt aus Stuttgart.
(....... komt hij? Hij komt uit Stuttgart)
A
Warum?
B
Wo?
C
Woher?

Slide 20 - Quiz

C 8 Seite  18
Was?               Aufgabe 8 Grammatik

Wie?                in Paaren von 2 

Wie lange?     5 Minuten

Fertig? Lerne die Wörterliste B Seite 40
                    
timer
10:00

Slide 21 - Slide

die Aussprache: ringel S


Slide 22 - Slide

Ringel S
Deze wordt gebruikt na lange klinkers: Fuß, Gruß, Maß, Straße, Soße, stoßen, groß, gießen, fließen.

Slide 23 - Slide

Klassensprache
Wat zeg je als je het lokaal binnenkomt in het Duits?

Hoe vraag je of je naar de wc mag gaan?

Wat zeg je als je het lokaal verlaat? Hoe zeg je: tot morgen?



Slide 24 - Slide

Klassensprache
Elke les voeg ik een paar zinnen toe.

Guten Tag, hallo!

Darf ich bitte auf die Toilette gehen?

Bis zum nächsten Mal,  Bis morgen, tschüss
Schrijf op achterin je schrift!

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Wat betekent Entschuldigung
A
Alsjeblieft
B
Sorry
C
Graag
D
Dank je

Slide 27 - Quiz

Wie heißt das Mädchen?
A
Anja
B
Tanja
C
Katja
D
Anita

Slide 28 - Quiz

Woher kommt der Junge?
A
Berlin
B
München
C
Köln
D
Hamburg

Slide 29 - Quiz

Was studiert das Mädchen?
A
Medizin
B
Englisch
C
Deutsch
D
Kunst

Slide 30 - Quiz

Wie alt ist der Junge?
A
27
B
26
C
25
D
24

Slide 31 - Quiz

Wie alt ist das Mädchen?
A
27
B
26
C
25
D
24

Slide 32 - Quiz

                                 TSCHÜSS


Bis ......

Slide 33 - Slide