Formatieve toets - Beweging

proefwerk thema 5
stevigheid en beweging

Formatieve toets
Stevigheid en Beweging
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

proefwerk thema 5
stevigheid en beweging

Formatieve toets
Stevigheid en Beweging

Slide 1 - Slide

Tussen de ribben en de wervels zitten gewrichten.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Als je collageen uit een bot haalt, wordt het bot zacht en buigzaam.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Tussen spaakbeen en opperarmbeen zit een rolgewricht.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Pezen kunnen zich samentrekken.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Spier P begint zich samen te trekken.
Als gevolg hiervan beweegt het kniegewricht.

A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Spier P begint zich samen te trekken.
Als gevolg hiervan wordt de voet gestrekt.

A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Bij welke van deze beenverbindingen is de meeste beweging mogelijk?
A
1
B
2
C
3

Slide 8 - Quiz

Wat gebeurt er als de antagonist van de strekspier van het linkerbeen zich samentrekt?




A
Dan buigt het rechterbeen zich.
B
Dan strekt het rechterbeen zich.
C
Dan buigt het linkerbeen zich.
D
Dan strekt het linkerbeen zich

Slide 9 - Quiz

Welk cijfer geeft in de afbeelding het heiligbeen aan?

Slide 10 - Open question

Marjan heeft zes weken met haar arm in het gips gelopen.

Hoe komt het dat haar arm zo dun is als het gips eraf gaat?

Slide 11 - Open question

Welk type gewricht zit er tussen de vingerkootjes?

Slide 12 - Open question

Noteer de juiste namen van deze nummers: 2, 3, 4, 10 en 15. Noteer eerst het nummer en dan de naam!

Slide 13 - Open question

Jane wil toptennisster worden. Daarom traint ze erg hard. Niet alleen op de tennisbaan, maar ook in het krachthonk en hardlopend langs de weg. Ze wil op alle fronten verbetering bereiken.
Welke armspieren zijn heel belangrijk bij het oefenen van de opslag (service)?

Slide 14 - Open question

Een kat is een teenganger, een kat loopt op:
A
De middenvoetsbeentjes en teenkootjes
B
De teenkootjes
C
De middenvoetsbeentjes
D
Het hielbeen

Slide 15 - Quiz

Wat zijn antagonisten?
A
De kleinste spieren in het lichaam.
B
Twee spieren naast elkaar die er precies hetzelfde uit zien.
C
Twee spieren die samenwerken aan één beweging.
D
Twee spieren die achter elkaar liggen

Slide 16 - Quiz