Nabespreken Toets Thema 4

1 / 21
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

huiswerk inhalen
1BA: achtste uur: Aila (T), Emilie (T), Sanna (T), Laura
1BC: achtste uur: Niek, Hidde B
1HA: zevende uur: Dayri (T), Jeroen, Karlijn en Mette (T)

Strip: vrijdag laatste kans inleveren stappenplan, anders 8e uur
inleveren bij de opdracht!

Slide 2 - Slide

H/V

Slide 3 - Slide

HV

Slide 4 - Slide

1H

Slide 5 - Slide

1H

Slide 6 - Slide

vraag 1
Tussen de ribben en de wervels zitten gewrichten: juist

Slide 7 - Slide

Vraag 3: Tussen spaakbeen en opperarmbeen bij de mens zit een rolgewricht.

Niet waar.

Rolgewricht zit tussen spaakbeen en ellepijp

Slide 8 - Slide

Haar buikspieren
vraag 22
Ireen heeft een heel goede schaatshouding: zij kan diep buigen, haar rug blijft vrijwel evenwijdig aan het ijs.
Welke spieren zijn in die houding vooral gespannen?

Slide 9 - Slide

vraag 26 Marjan heeft zes weken met haar arm in het gips gelopen. Hoe komt het dat haar arm zo dun is als het gips eraf gaat?
Dan zijn de spieren in haar arm dunner (1/2), doordat ze  haar spieren een tijd niet gebruikt zijn (1/2).

Slide 10 - Slide

1/2 p: Want de spieren in haar arm hebben niet kunnen bewegen
1/2 p: Omdat ze 6 weken niks heeft gedaan met haar spieren, dus dan is arm dun.
1/2 p: Doordat ze die arm heel lang niet heeft bewogen.

1p: Ze heeft hem niet bewogen, en er dus ook niet mee gesport. Hierdoor zijn haar spieren kleiner geworden.
1p: Het heeft een hele tijd niks gedaan dus dan zijn de spieren slapper en kleiner geworden

Slide 11 - Slide

vraag 28 Waardoor breken baby’s minder snel hun armen en benen dan kleuters?
Doordat de botten in de armen en benen van baby’s voornamelijk uit kraakbeenweefsel/ collageen bestaan (1/2), terwijl de botten in de armen en benen van kleuters al meer uit botweefsel bestaan (1/2).

Slide 12 - Slide

0p: Omdat in hun botten heel veel kraakbeenweefsel zit, en dat is buigzaam en dus minder breekbaar.
0p: hun hebben meer collageen

1/2 p: de babys hebben vooral nog kraakbeen.
1/2 p: omdat er nog veel collageen in de botten van een baby zit
1/2 p: Baby's hebben nog veel kraakbeen in hun lichaam. Door de meerderheid collageen, zijn hun botten soepel en niet breekbaar.

Slide 13 - Slide

Vraag 33 Tilt de jongen in afbeelding 11 op een goede manier? En in afbeelding 12?
Afb. 11: Nee (1/2) Afb. 12: Nee (1/2)

Slide 14 - Slide

1/2 p: in afbeelding 11 niet want hij tilt schuin en belast zijn rug verkeert, die is afbeelding 12 wel want die tilt recht en goed.
1/2p: Afbeelding 11 niet, afbeelding 12 wel.

1p: nee allebei zijn ze verkeerd want bij afb.11 tilt hij met 1 hand en afb.12 doet het verkeerd want die tilt met zijn rug
1p: zowel in afbeelding 11 en 12 heeft hij de verkeerde houding

Slide 15 - Slide

vraag 35 In het krachthonk traint Jane haar spieren op een andere manier dan op de tennisbaan. Wat is het verschil tussen beide trainingsvormen?
In het krachthonk maakt ze haar spieren sterker, op de baan werkt ze aan de precieze beweging, aan de coördinatie.

Slide 16 - Slide

tips voor een toets
  • staat er 'leg je antwoord uit', geef dan ook uitleg (scheelt 1 of iig een halve punt)
  • wanneer een verschil wordt gevraagd, moet je iets zeggen over beide items! (baby EN kleuter, Lola EN Marco, afbeelding 11 en afbeelding 12, krachthonk en tennisbaan, vlees en bot)
  • schrijf je antwoorden onder elkaar, niet naast elkaar, gebruik de achterkant of een tweede blaadje

Slide 17 - Slide

tips voor een toets
  • gebruik geen 'ze' 'hij' 'die' enzovoorts, maar baby, spieren, botten enzovoorts: dus het woord waar de vraag over gaat: de schedel zorgt voor bescherming, spieren worden dunner nadat ze in gips hebben gezeten..... bij de baby is... bij de kleuter is...
  • bij een meerkeuzevraag altijd 1 antwoord, tenzij het er expliciet bij staat dat meerdere antwoorden goed zijn

Slide 18 - Slide

1BA
vraag 11 vervallen, cijfers worden aangepast

Slide 19 - Slide

tips po stripverhaal: lees beoordelingsmodel!!
stap 1: prikkel (aanraking, geur, iets zien...)
stap 2: prikkel leidt in zintuigcel tot impuls
stap 3: deze impuls geeft zintuigcel door aan zenuwcel enz
CSZ bestaat uit 2 onderdelen: hersenen en ruggenmerg
in de hersenen neem je de prikkel waar, dit leidt tot een impuls
zenuwcel bestaat uit cellichaam en uitloper, deze uitloper brengt impuls van zintuigcel naar czs, 
er zijn drie typen zenuwcellen: gevoels-, schakel, bewegingszenuwcellen
geen reflex! (speekselen, kippenvel, terugtrekken hand/voet bij pijn)

Slide 20 - Slide

hw voor vrijdag 9 april
  • lees 5.3, maak opdrachten 1 t/m 8 (13 april bespreking in les)
  • lees practicumcarrousel door (staat al op Classroom) en kies met je bubbelmaatje 2 practica uit (van de 5) start P: 9 april
  • werk verder aan je stripverhaal

Slide 21 - Slide