Krachten

Krachten
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Krachten

Slide 1 - Slide

Inleiding

Slide 2 - Slide

Doe-Opdracht 

  • Sta met beide voeten op de grond en spring


  • Spring opnieuw, maar gebruik daarbij geen afstoting

Slide 3 - Slide

Welke krachten
ken je al?

Slide 4 - Mind map

Definitie (p.120)

  • Oorzaak van vervorming of wijziging in toestand van een voorwerp
  • Beweging of rust

Slide 5 - Slide

Dynamometer
Experiment:

- Hang 3 gewichten met verschillende massa's 
aan de dynamometer 
- Lees de kracht af
- Wat stel je vast?

Slide 6 - Slide

Besluit (p.120)





Slide 7 - Slide

Soorten krachten

Slide 8 - Slide

Om welke kracht
gaat het?
A
Windkracht
B
Trekkracht
C
Spierkracht
D
Magnetische kracht

Slide 9 - Quiz

Om welke kracht
gaat het?
A
Veerkracht
B
Trekkracht
C
Spierkracht
D
Zwaartekracht

Slide 10 - Quiz

Om welke kracht
gaat het?
A
Zwaartekracht
B
Trekkracht
C
Spierkracht
D
Magnetische kracht

Slide 11 - Quiz

Om welke kracht
gaat het?
A
Veerkracht
B
Trekkracht
C
Spierkracht
D
Windkracht

Slide 12 - Quiz

Om welke kracht
gaat het?
A
Veerkracht
B
Zwaartekracht
C
Magnetische kracht
D
Windkracht

Slide 13 - Quiz

Om welke kracht
gaat het?
A
Windkracht
B
Veerkracht
C
Spierkracht
D
Trekkracht

Slide 14 - Quiz

Opmerkingen (p.122)
- De kracht zelf kan je NIET/WEL zien. Je ziet enkel het ........
van een kracht.

- Bij sommige krachten is direct contact met het voorwerp nodig om effect te hebben. We noemen ze contactkrachten.

- Andere krachten werken op afstand. Dit zijn veldkrachten

Slide 15 - Slide

Opmerkingen (p.122)
- De kracht zelf kan je NIET/WEL zien. Je ziet enkel het EFFECT
van een kracht.

- Bij sommige krachten is direct contact met het voorwerp nodig om effect te hebben. We noemen ze contactkrachten.

- Andere krachten werken op afstand. Dit zijn veldkrachten

Slide 16 - Slide

Opdracht (p.122)


Markeer op de vorige bladzijde de contactkrachten in het rood, de veldkrachten in het blauw.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Elementen van een kracht

Slide 20 - Slide

0

Slide 21 - Video

p. 123

Slide 22 - Slide

p.123
- Op welk voorwerp werkt de duwkracht van de kever (man) in? 

- In welke richting werkt de kracht. HORIZONTAAL/SCHUIN/VERTICAAL. 

- In welke zin werkt de kracht? RECHTS/LINKS. 

Slide 23 - Slide

4 elementen van een kracht (p.124)
Aangrijpingspunt van de kracht 

Richting van de kracht 

Zin van de kracht 

Grootte van de kracht

Slide 24 - Slide

Welk element van de kracht is verschillend op beide afbeeldingen?
A
Aangrijpingspunt
B
Richting
C
Zin
D
Grootte

Slide 25 - Quiz

Welk element van de kracht is verschillend op beide afbeeldingen?
A
Aangrijpingspunt
B
Richting
C
Zin
D
Grootte

Slide 26 - Quiz

Welk element van de kracht is verschillend op beide afbeeldingen?
A
Aangrijpingspunt
B
Richting
C
Zin
D
Grootte

Slide 27 - Quiz

Welk element van de kracht is verschillend op beide afbeeldingen?
A
Aangrijpingspunt
B
Richting
C
Zin
D
Grootte

Slide 28 - Quiz

Opdracht p.124-125

Slide 29 - Slide

Snelheid

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Definitie p.126

- Wanneer voorwerpen door een kracht of krachten worden verplaatst, gebeurt dit steeds aan een bepaalde snelheid

- Snelheid geeft aan hoeveel afstand wordt afgelegd in een bepaalde tijd

Slide 32 - Slide

Welke bewegende voorwerpen
ken je?

Slide 33 - Mind map

Slide 34 - Slide

m/h
km/h
m/min
km/s

Slide 35 - Drag question

Uitwerking van Krachten

Slide 36 - Slide

2 effecten


Vervormen                                                  Met een andere snelheid                                                                                                     bewegen 
 = statisch                                                                     = dynamisch         

Slide 37 - Slide

Vervorming of verandering in snelheid of allebei?
A
Vervorming
B
Verandering in snelheid
C
Beide

Slide 38 - Quiz

Vervorming of verandering in snelheid of allebei?
A
Vervorming
B
Verandering in snelheid
C
Beide

Slide 39 - Quiz

Vervorming of verandering in snelheid of allebei?
A
Vervorming
B
Verandering in snelheid
C
Beide

Slide 40 - Quiz

Vervorming of verandering in snelheid of allebei?
A
Vervorming
B
Verandering in snelheid
C
Beide

Slide 41 - Quiz