Prepositions of time and place

Prepositions of time and place
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Prepositions of time and place

Slide 1 - Slide

Doel
Aan het eind van de les weet je het verschil tussen de preposition of time and place.

Slide 2 - Slide

Preposition of time
Deze gebruik je om aan te geven wanneer iets gebeurd.
On gebruik je bij dagen en data.
I have a match on Saturday.
In gebruik je bij maanden, jaren, seizoenen, en dagdelen.
I woke up in the afternoon.
At gebruik je bij tijden en vakanties.
I saw my aunt at Christmas.

Slide 3 - Slide

Preposition of place
Deze gebruik je om aan te geven waar iets gebeurd.
On gebruik je bij openbaar vervoer of bovenop.
I was on the bus this morning.
In gebruik je bij natuur, landen en binnen.
He took classes in school.
At gebruik je bij specifieke locaties, huisnummers en gebouwen
We live at Eikenlaan 22.

Slide 4 - Slide

1. He told me a story .. midnight.
A
in
B
on
C
at

Slide 5 - Quiz

2. We visit my grandparents .. January 1st.
A
in
B
on
C
at

Slide 6 - Quiz

3. Flowers grow .. spring.
A
in
B
on
C
at

Slide 7 - Quiz

4. I was born .. 1994.
A
in
B
on
C
at

Slide 8 - Quiz

5. I saw my aunt .. Christmas.
A
in
B
on
C
at

Slide 9 - Quiz

6. We met .. the train.
A
in
B
on
C
at

Slide 10 - Quiz

7. I am .. the station.
A
in
B
on
C
at

Slide 11 - Quiz

8. He lives .. the mountains.
A
in
B
on
C
at

Slide 12 - Quiz

9. He was born .. France.
A
in
B
on
C
at

Slide 13 - Quiz

10. My phone is .. the table.
A
in
B
on
C
at

Slide 14 - Quiz

Zijn er nog vragen over de prepositions of time and place?

Slide 15 - Open question

Taak
Maak de opdrachten van Theme 3D & 3E op pagina 144 t/m 151 van je boek.

Indien je vragen hebt, vraag je hulp aan je buurman/vrouw of aan de docent. Je kan ook met de vraag naar een Daltonuur komen.

Slide 16 - Slide