Prepositions of time and place 3 MAVO

1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Goals
At the end of this lesson...

  • At the end of this lesson you can use prepositions of time and place.

Slide 2 - Slide

Prepositions of time and place

Slide 3 - Slide

Preposition of time
Deze gebruik je om aan te geven wanneer iets gebeurd.
On gebruik je bij dagen en data.
I have a match on Saturday.
In gebruik je bij maanden, jaren, seizoenen, en dagdelen.
I woke up in the afternoon.
At gebruik je bij tijden en vakanties/ feestdagen.
I saw my aunt at Christmas.

Slide 4 - Slide

Preposition of place
Deze gebruik je om aan te geven waar iets gebeurd.
On gebruik je bij openbaar vervoer of bovenop.
I was on the bus this morning.
In gebruik je bij natuur, landen en binnen.
He took classes in school.
At gebruik je bij specifieke locaties, huisnummers en gebouwen
We live at Eikenlaan 22.

Slide 5 - Slide

Aantekening:Prepositions of time: in / on / at

Slide 6 - Slide

1. He told me a story .. midnight.
A
in
B
on
C
at

Slide 7 - Quiz

2. We visit my grandparents .. January 1st.
A
in
B
on
C
at

Slide 8 - Quiz

3. Flowers grow .. spring.
A
in
B
on
C
at

Slide 9 - Quiz

4. I was born .. 1994.
A
in
B
on
C
at

Slide 10 - Quiz

5. I saw my aunt .. Christmas.
A
in
B
on
C
at

Slide 11 - Quiz

6. We met .. the train.
A
in
B
on
C
at

Slide 12 - Quiz

7. I am .. the station.
A
in
B
on
C
at

Slide 13 - Quiz

8. He lives .. the mountains.
A
in
B
on
C
at

Slide 14 - Quiz

9. He was born .. France.
A
in
B
on
C
at

Slide 15 - Quiz

10. My phone is .. the table.
A
in
B
on
C
at

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste preposition in:
"He is waiting ... (at/in/on) the busstop
A
at
B
in
C
on

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste preposition in:
"Suzy is ... (at/in/on) the bathroom
A
at
B
in
C
on

Slide 18 - Quiz


__ summer we always go on a trip to the Efteling.
A
On
B
At
C
In
D
No preposition

Slide 19 - Quiz


__ summer we always go on a trip to the Efteling.
A
On
B
At
C
In
D
No preposition

Slide 20 - Quiz

Vul de juiste preposition in:
"They are laying ... (at/on/in) the couch"
A
at
B
in
C
on

Slide 21 - Quiz

Vul de juiste preposition in:
"He works ... (at/in/on) a supermarket"
A
at
B
in
C
on

Slide 22 - Quiz

Where were you ....... the other day?
A
At
B
On
C
In
D
No preposition

Slide 23 - Quiz

Ik weet hoe ik de voorzetsels voor tijd en plaats moet gebruiken.
Ja, dit gaat goed komen op de toets!
Ja, ik moet alleen nog een beetje oefenen.
Ik moet nog heel goed leren en oefenen.
Ik maak me zorgen om dit onderdeel.

Slide 24 - Poll

Do you have any questions about prepositions of time and place? Ask in English or Dutch.

Slide 25 - Open question