Semana 2

• Spaans
• WO
• Studiejaar 2

Necesitas el portátil (laptop) om de les te starten via LessonUp.

Hay / Tener que../ Familia

vader

moeder

ouders

broer

zus

oom

tante

oma

opa 

neef

nicht

padre 

madre

padres

hermano

hermana 

tío

tía

abuela

abuelo 

primo

prima

Tema : Unidad 3 lección 3

LEERDOELEN: "Samenvatting"

- Ik kan mijn familieleden in het Spaans benoemen.

- Ik kan zelf Spaanse zinnen maken door WEDERKERENDE WW  te vervoegen.

- Ik weet hoe ik de  REGELMATIGE EN ONREGELMATIGE WW in het Spaans moet vervoegen.

- Ik ken de bezittelijke naamwoorden in het Spaans

-Ik kan op de juiste manier SER/ ESTAR/ HAY gebruiken.

Het bezittelijk voornaamwoord enkelvoud

mi coche               - mijn auto

tu coche                - jouw auto

su coche               - zijn/haar/uw auto

nuestro/ s coche/ s   - onze auto                        nuestra/ s casa/ s - ons huis

vuestro/ s coche/ s    - jullie auto                         vuestra/ s casa/ s  - jullie huis

su coche               - hun/uw auto

th2vh2

Even samengevat.......

• Je kijkt naar het zelfstandig naamwoord wat achter het bezittelijk voornaamwoord staat. 
• Is het zelfstandig naamwoord meervoud, dan is ook het bezittelijk voornaamwoord meervoud.
• Bij nuestro/-s en vuestro/-s verandert het in nuestra/-s en vuestra/-s als het zelfstandig naamwoord wat erachter komt vrouwelijk is. 

"Tener que" betekent:

1. Hebben
2. Moeten
3. Willen
4. Doen

TENER   que    +    w.w.

Maak zoveel mogelijk zinnen over deze afbeeldingen.

Let op: Gebruik "tener que" in elke zin. 

TENER QUE
Kies de juiste vervoeging
Yo (tener que)_______ viajar en avión.

1. tengo
2. tengo que
3. tiene que
4. tenemos que

Locatie:
"Mi casa .... en Naarden".

1. es
2. está

Es una casa ... piedra.

1. CON
2. DE
3. PARA
4. SIN

LAS PARTES DE LA CASA

¿Cómo se llama esta habitación?/ Hoe heet deze kamer in het Spaans?

1. Beschrijven wat er is

Hay

- Hay una cama y un escritorio.

- Hay una cocina.

- Hay muchas tiendas.

2. Beschrijven waar dat is

Hay

- Hay una cama y un escritorio en mi dormitorio.

- En mi casa hay una cocina.

- Hay muchas tiendas en Arnhem.

En mi casa . . . . . . . tres habitaciones

1. hay
2. está
3. están

www.gimkit.com

at2gt2

www.gimkit.com

Es una casa ... balcón.

1. ON
2. DE
3. PARA
4. SIN

Es una casa ... jardín.

1. CON
2. DE
3. PARA
4. SI

¿QUÉ ES?

1. EL BAÑO
2. LA COCINA
3. EL DORMITORIO
4. EL SALÓN

¿QUÉ ES?

1. EL BAÑO
2. LA COCINA
3. EL DORMITORIO
4. EL SALÓN

¿QUÉ ES?

1. EL BAÑO
2. LA COCINA
3. EL DORMITORIO
4. EL SALÓN

¿QUÉ ES?

1. EL BAÑO
2. LA COCINA
3. EL DORMITORIO
4. EL SALÓN

¿QUÉ ES?

1. LA VENTANA
2. LA CORTINA
3. EL CUADRO
4. LA PUERTA

¿QUÉ ES?

1. LA VENTANA
2. LA CORTINA
3. LA PUERTA
4. LA CHIMENEA

www.gimkit.com

Zet de woorden op de goede plaats

mannelijk

vrouwelijk

el hijo

el baño

la casa

la silla

el abuelo

la ventana