A. Blijf in het lokaal. Samen oefenen we met het maken van zinnen: hoe pak je dat aan? Wat is de juiste woordvolgorde? Hoe pas je de regels toe?
B. In het lokaal of op de gang: Je gaat zelf aan de slag met lees- en schrijfopdrachten. Dat mag op de gang. Je laat aan het einde van de les zien wat je gedaan hebt. Let op! Kom je er niet uit? Dan kom je terug in het lokaal en doe je mee!
Tekstboek p. 38, opdracht 2, 3. Tekstboek p. 44 opdracht 7.