V5 Clase de español 4 periodo 2

1 / 10
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Ik kan de indefinido en imperfecto correct gebruiken om in het Spaans zinnen te maken die een verhaal of gebeurtenis beschrijven. Ik kan daarbij onderscheiden tussen wat er gebeurde (indefinido) en wat de achtergrond of situatie was (imperfecto).

Slide 2 - Slide

Keuzes maken
Opción 1
Opción 2
Grammatica uitleg klassikaal. Daarna: 
TB blz. 62 oef 1 t/m 4
- Je neemt zelfstandig de grammatica door uit je leerdoelenboekje en maak daarna de 4 opdrachten. 
De uitleg gaat over het gebruik - de vorm vind je terug in het leerdoelenboekje

Slide 3 - Slide

Verleden tijden
- De perfecto / imperfecto / indefinido zijn allemaal verleden tijden, dat zeggen we omdat ze drukken gebeurtenissen die er al plaats hebben gevonden

- De perfecto is eigenlijk geen verleden tijd, het is de voltooid tegenwoordige tijd
-De imperfecto en de indefinido zijn hetzelfde in het Nederlands: onvoltooid verleden tijd

- De volgende dia's gaan over het gebruik van deze twee verschillende onvoltooid verleden tijd, want  wanneer moet je nu welke tijd gaan gebruiken?

-In Unidad 5, deel 1 van de gram, vertellen ze ook over de verschillen tussen indefinido en imperfecto

- Zie voor de vervoegingen het tekstboek/volgende dia's/ITS

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Imperfecto (signaalwoorden)
antes
de pequeño/niño/joven
siempre, a menudo, cuando,
todos los días/martes/años
los lunes/martes
cada día/semana/miércoles
mientras, normalmente
en esa/aquella época


Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJD HEEFT GEEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

Slide 6 - Slide

Indefinido (signaalwoorden)
ayer, anteayer, anoche
la semana pasada
el año/mes/verano pasado
el otro día, el lunes, el martes
hace 1,2,3 día(s) /semana(s)
en 1946, el 14 de febrero (datum)
en marzo... navidades...
aquel día, aquel invierno, desde 1995 hasta 1998, 
de repente, cuando, 
el/la último/a día/tarde...


Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJD HEEFT EEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

Slide 7 - Slide


1. Ayer (ir/yo) al fútbol con los amigos del instituto. 

2. Me (decir/ellos) que se reunirían en aquel café. 

3., Cuando era pequeña (jugar/yo) mucho en la playa. 

4. Antes, (soler) pasear por el parque con su perro. 

5. Hace meses, Pedro (venir) a verme a mi casa. 

6. Pepe siempre (tener) la manía de comer algo dulce después de cenar. 

7.  El viernes yo (trabajar) hasta última hora de la tarde. 

8. Antes de conocerte, la vida me (parecer) aburrida. 

9. La semana pasada (lograr/yo) pasar el examen de conducir. 

10. Fernando (leer) en voz alta, mientras su hijo escuchaba. 

¿Imperfecto o indefinido?

Slide 8 - Slide

¡A trabajar!
TB Blz. 62 oef 1 t/m 4

Slide 9 - Slide

Leerdoelen
Ik kan de indefinido en imperfecto correct gebruiken om in het Spaans zinnen te maken die een verhaal of gebeurtenis beschrijven. Ik kan daarbij onderscheiden tussen wat er gebeurde (indefinido) en wat de achtergrond of situatie was (imperfecto).

Slide 10 - Slide