Nectar 7.4 & 7.5

1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je...
1. De delen van het verteringsstelsel noemen met bijbehorende functies en kenmerken
2. Kun je de verteringssappen noemen met hun functies
3. Je weet de 4 redenen dat je ziek kunt worden van eten

Slide 2 - Slide

Organen voor
de vertering

Slide 3 - Mind map

mondholte/keelholte
1
slokdarm
2
maag
3
maagportier
4
twaalfvingerige darm
5
alvleesklier
6
lever
7
galblaas
8
dunne darm
9
blinde darm
10
dikke darm
11
endeldarm
12
En als laatste de...........

Slide 4 - Slide

Start koolhydraatvertering
In de mond, door het speeksel
1
Onderkaakspeekselklier
Ondertongspeekselklier
Oorspeekselklier
Mondholte, keelholte en slokdarm


  • Enzymen werken alleen in op buitenkant van het voedsel
  • Oppervlaktevergroting

Speeksel: Water en enzym
--> Verteren zetmeel

Slide 6 - Slide

Zetmeel vertering

Glucose
Een deel wordt afgebroken door enzymen in het speeksel.
Darmsap zorgt voor de verdere vertering van zetmeel
Opname in 
het bloed

Slide 7 - Slide

Lucht gaat langs de huig en komt in de keelholte
1
In je strottenhoofd liggen je stembanden. Die gebruik je tijdens het praten.
!
Lucht in de luchtpijp
3
Tijdens het slikken, sluit de huig.
Daardoor kan voedsel niet in de neusholte terecht komen.
4
Tijdens het slikken, sluit het strotklepje.
Daardoor kan voedsel niet in de luchtpijp terecht komen.
5
Lucht komt langs het strotklepje en gaat naar de luchtpijp
2
Tijdens het slikken, 
sluit de huig niet.
Daardoor kan voedsel 
in de neusholte 
terechtkomen.
6
Tijdens het slikken, sluit het strotklepje niet.
Daardoor kan voedsel in de luchtpijp terecht komen.
7

Slide 8 - Slide

De Maag
De maag
Aan het einde van de maag zit de maagportier. Dit is een kringspier. De maagportier laat elke keer kleine beetjes voedsel door naar de twaalfvingerige darm.
3
De maag
- is constant in beweging door de afwisselende samentrekking en ontspanning van de kringspieren en lengtespieren
- Tijdelijke opslagplaats voor voedsel
2
De slokdarm
1
Maagsapklieren produceren maagsap

maagsap bevat:
- water
- maagzuur (verlagen pH waarde, doden bacteriën)
- enzym (verteren eiwitten) 



4
Spieren in de maagwand
5
1. Slokdarm
2. Maag
3. Maagportier
4. Maagsapklieren
5. Spieren

Slide 9 - Slide

Lever
  • Produceert gal
  • Gal emulgeert vetten
A
Verbinding tussen de lever en de galblaas naar de twaalfvingerige darm.
B
Maag
In de maag wordt eiwit verteerd.
C
Alvleesklier. De Alvleesklier maakt Alvleeskliersap.
Enzymen verteren eiwitten, koolhydraten en vetten
D
Verbinding van de alvleesklier naar de twaalfvingerige darm
Verbinding van de galblaas naar de twaalfvingerige darm
F
Dunne darm. Het eerste deel (waar de maaginhoud in komt heet de twaalfvingerige darm)
E
Galblaasgang (niet leren)
H
Galblaas
G
Wat doet gal?
Lever, galblaas, alvleesklier en twaalfvingerige darm
Gal emulgeert vetten: Maakt van grote vetbollen kleine vetbolletjes

G

Slide 10 - Slide

Emulgeren van vetten
Grote vetdruppel
kleine geëmulgeerde vetdruppeltjes

Slide 11 - Slide

Dunne darm
Darmsapklieren
- Produceren darmsap
- bevat verschillende enzymen die de vertering van koolhydraten en eiwitten afmaken

Darmplooien
Geplooide delen van dunnedarm wand 
Darmvlokken
Darmvlokken zijn de uitstulpingen van de darmplooien. 
1. het vergroot de totale oppervlakte van de dunne darm
2. de wand is erg dun 

Deze twee eigenschappen zorgen ervoor dat de voedingsstoffen en verteringsproducten snel opgenomen kunnen worden in het bloed.
In de darmvlokken zitten de bloedvaten.
Vanuit de darmvlokken stroomt het bloed via de poortader naar de lever. Vanuit de lever door het hele lichaam

Slide 12 - Slide

1. Blinde darm
2. Appendix
3. Dikke darm
4. Edeldarm

Diarree?
In het geval van diarree wordt er in de dunne- en dikke darm te weinig water opgenomen in het bloed.
Je verliest veel vocht en kan uitdrogen! 
Dikke darm
- Onttrekt het overgebleven water aan de brij
- de brij van onverteerde voedselresten wordt ingedikt
Blinde darm
Ligt onder de plaats waar de dunne darm uitkomt 
Wormvormig aanhangsel (appendix)

- bij een blinde darm onsteking is alleen het wormvormig aanhangsel ontstoken
Endeldarm
  • De onverteerde voedselresten komen hier aan. 
  • De ingedikte voedselbrij in de endeldarm heet de ontlasting
  • De anus sluit de uitgang van de endeldarm.. Dit is een kringspier 
Op het toilet ontspant je kringspier als je moet poepen. 

Slide 13 - Slide




Lever
Het produceren van gal
Slokdarm
Dikke darm
Onttrekt het overgebleven water aan de brij
alvleesklier
alvleessap: Vertering van eiwitten, koolhydraten en vetten
----------
-------------
-------------
galblaas
Slaat gal op
Gal emulgeert vetten
-------------
Endeldarm
Blinde darm
---------
---------
-------
Maag
Verteren van: eiwitten
Dunne darm
Vertering van eiwitten, koolhydraten

Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

Long
2
Hart
3
Lever
4
Vertering van
Eiwitten
5
Dikke darm
6
Vertering van
De alvleesklier maakt alvleessap, dit verteert vet.
Het alvleessap komt in de twaalfvingerige darm.
7
Slokdarm
8
Milt (niet leren)
9
Nier 
10
Urineblaas
6
Start koolhydraatvertering
In de mond, door het speeksel
1

Slide 16 - Slide

Door het kauwen vindt er bij het voedsel oppervlaktevergroting plaats
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Welk verteringssap emulgeert vetten?
A
Gal
B
Alvleessap
C
Leversap
D
Maagsap

Slide 18 - Quiz

Welk orgaan produceert gal?
A
De galblaas
B
De lever
C
De alvleesklier
D
De twaalfvingerige darm

Slide 19 - Quiz

Hoe heet de kringspier aan het einde van de maag?
A
Maagspier
B
Maagwand
C
Slokdarm
D
Maagportier

Slide 20 - Quiz

Welke voedingsstoffen kan alvleessap verteren?
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten
D
Allemaal

Slide 21 - Quiz

Als je op het toilet zit dan is je kringspier (anus) ...
A
Ontspannen
B
Gespannen

Slide 22 - Quiz

Vanuit de darmvlokken stroomt het bloed door de .... naar de lever
A
de poortader
B
de leverader
C
de leverslagader
D
de darmslagader

Slide 23 - Quiz

Wat sluit de huig af?
A
de neusholte
B
de luchtpijp

Slide 24 - Quiz

Ziek worden door eten.
-Voedselinfectie: Je hebt teveel verkeerde bacterien binnen gekregen. 
- Voedselvergiftiging: Toxinen, giftige stoffen afkomstig van bacterien. 
-Parasieten
-Schadelijke stoffen vanuit het milieu: metalen, dioxine en PCB's 
-Resten van bestrijdingsmiddelen en medicijnen

Slide 25 - Slide

Voedselvergiftiging
Als er teveel bacteriën en schimmels in je eten zitten, dan kan je een voedselinfectie krijgen. Je kunt dan last krijgen van bijvoorbeeld: diarree, buikpijn of braken. Voedingsmiddelen die vaak een voedselinfectie veroorzaken zijn: kip en eieren. Om dit te voorkomen kan je vlees, vis of eieren verhitten.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Hoe snel groeien bacteriën en schimmels?
Bacteriën vermeerderen zich doormiddel van celdeling. . De tijd tussen twee celdelingen heet “generatietijd”. Deze wordt bepaalt door een aantal omstandigheden:
1. Temperatuur
2. Hoeveelheid water
3. Hoeveelheid zuurstof
4. Hoeveelheid voedingsstoffen
5. Hoeveelheid zuur

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Parasieten
 Parasieten zijn levende organismen die alleen kunnen leven in een ander organisme. Hij wordt ook wel de gastheer genoemd. Parasieten zijn onder andere luizen, teken en lintwormen. In rauw vlees komen ook parasieten voor. Hierdoor kan je ook ziek worden. Je kan bijvoorbeeld toxoplasmose krijgen. Hierdoor kunnen zwangere vrouwen zelfs een miskraam krijgen.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Schadelijke stoffen
Schadelijke stoffen kunnen in je eten komen doordat stoffen uit het verkeer in de lucht, het water en op de grond terechtkomen. Zo worden planten besmet of vissen. Voorbeelden van schadelijke stoffen zijn zware metalen zoals lood, cadmium en kwik. Als je hier teveel van binnen krijgt, kan je schade oplopen aan je nieren en zenuwstelsel.

Slide 32 - Slide

Resten van bestrijdingsmiddelen en medicijnen
In groente en fruit kunnen resten van bestrijdingsmiddelen zitten. En in vlees kunnen resten zitten van medicijnen die aan het dier zijn toegediend. Door deze producten te eten krijg je deze stoffen ook binnen.

Slide 33 - Slide

Hoeveel gifstof mag je binnen krijgen?
Sommige stoffen in een voedingsmiddel kunnen schadelijk zijn. Hoe schadelijk hangt af van de dosis. Deze wordt uitgedrukt in het aantal milligram(mg) of microgram(µg) per kg lichaamsgewicht. Stoffen die bij een lage dosis al schade aanrichten zijn gifstoffen. 

Slide 34 - Slide

Wat is het grootste gevaar in je voedsel?
Als je iets eet, kan je daar ziek van worden. Maar hoe groot is dat risico? Om dit te bepalen kijk je niet alleen naar het gevaar maar ook naar de blootstelling:
Risico= Gevaar x Blootstelling
Consumenten schatten het risico vaak groter dan dat het eigenlijk is. Ook denken wetenschappers heel anders over wat gevaarlijk is dan consumenten.

Slide 35 - Slide

Nog vragen?

Slide 36 - Open question

Aan de slag met 7.5

Slide 37 - Slide