H5, paragraaf 3 KM

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 1

Thema 5: Stevigheid en bewegen

Je kent de delen van het lichaam.

Je kunt in een afbeelding van het skelet de botten benoemen.

Je kunt de functies van het skelet noemen.

paragraaf 3: 
Beenverbindingen

Terugblik:

Paragraaf 2:

Stevigheid en beweging 

.

Schedelbeenderen

1

Bovenkaak

2

Onderkaak

3

sleutelbeen

4

Schouderblad

5

Opperarmbeen

6

Ellepijp

7

Spaakbeen

8

handwortelbeentje(s)

9

middenhandbeentjes

10

vingerkootjes

11

dijbeen

12

scheenbeen

13

kuitbeen

14

voetwortelbeentjes

15

halswervels

16

borstbeen

17

rib(ben)

18

borstwervel(s)

18

lendenwervel(s)

20

heupbeen

21

heiligbeen

22

knieschijf

24

staartbeen

23

middenvoetbeentjes

25

teenkootjes

25

Even weer herhalen:

paragraaf 3: Beenverbindingen

LESDOEL

• Weten welke 4 beenverbindingen er zijn.
• weten of er beweging tussen de botten mogelijk is.
• Bouw van een gewricht kunnen beschrijven
• twee typen gewrichten kunnen onderscheiden.

Functies van je skelet:

Beenverbindingen

Botten zijn op verschillende manieren aan elkaar verbonden. Soms om ze vast aan elkaar te zetten en soms om ze kunnen laten bewegen. 

Verbindingen

• vergroeid: de botten zijn aan elkaar vastgegroeid.
• Naadverbinding: Je ziet dan nog wel een naad bijv; je schedel
• Kraakbeen: een klein beetje beweging is mogelijk: bijv; in je ribbenkast.
• Gewrichten: Veel beweging is mogelijk: bijv; je hand, tussen alle verschillende botjes in je vingers zitten gewrichtjes. 

Gewrichten

opbouw gewricht

Verschil kraakbeen/gewricht

Het verschil tussen een verbinding met een gewricht en die met kraakbeen.

gewrichts

verbinding

kraakbeen

verbinding

Kogelgewricht:

Maakt een draaiende beweging.

Zit bijv in je schouder

Scharniergewricht:

Beweegt heen en terug

Zit bijv. in je vingers

kogelgewricht

Evaluatie: 

Welke soorten gewrichten zien we in de plaatjes?

wat is een blessure aan het bot?

1. kneuzing
2. ontwrichting
3. bloeduitstorting
4. blauwe plek

Een van de botten in je onderarm is:

1. opperarmbeen
2. spaakbeen
3. handwortelbeentje
4. elleboog

Bot bestaat uit?

1. kalk en beenmerg
2. kalk en lijmstof
3. lijmstof en beenmerg

Wie heeft er meer botten?

1. een baby
2. een volwassen persoon
3. ze hebben even veel botten

als deze stof uit het bot verdwijnt, dan wordt het bot veel te buigzaam

1. kalk
2. lijmstof
3. water
4. bloed

Ter afsluiting

Huiswerk maken en lezen!!!

Vergeet niet de paragraaf

door te lezen voordat je de

opdrachten gaat maken. 

Maken opdrachten 9, 10, 11 en 12

Bedankt!!!

Tot volgende week

Heb je nog vragen, je mag me altijd mailen:

[e-mail]