nog doen: les 82, 83

Welkom klas!

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Welkom klas!

Slide 1 - Slide

Op tafel:
- laptop en inloggen op LessonUp
- map
- pen

Welkom klas
timer
3:30
Telefoon in het zakkie of in je tas..
Jas uit en over je stoel.

Slide 2 - Slide

Welkom klas
timer
3:30
Telefoon in het zakkie of in je tas.
Jas uit en over je stoel.
Op tafel:
- laptop en inloggen op LessonUp
- map
- pen

Slide 3 - Slide

Vandaag : 
  • PTO 4 lessen

Slide 4 - Slide

Lessen PTO4

Leesvaardigheid: les 57, 58, 59, 71
Grammatica: les 61
Spelling: les 67, 68, 69, 82, 83

  • Boekopdracht: les 38, 63
  • Deel 1 van de boekopdracht maak je op maandag 10 juni.

Slide 5 - Slide

Nu aan de slag met leestekens (les 82, 83).


Slide 6 - Slide

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 7 - Quiz

Ik weet wanneer ik hoofdletters en leestekens moet gebruiken
A
100%
B
Ja, meestal
C
Het kan beter
D
Nou, ik twijfel nog steeds

Slide 8 - Quiz

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 9 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Achtstegroepers Huilen Niet
B
Achtstegroepers huilen niet

Slide 10 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen

Slide 11 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 12 - Quiz

Waarom gebruik je hoofdletters en leestekens?
A
Om de tekst beter leesbaar te maken.
B
Om de tekst belangrijker te laten lijken.
C
Om de les plechtiger te laten lijken.

Slide 13 - Quiz

Welk woord krijgt een hoofdletter?
A
noorden
B
walvisstraat
C
meivakantie
D
hockey

Slide 14 - Quiz

Zijn de hoofdletters en leestekens juist geplaatst?

De coach riep naar de spits: "Jij neemt de penalty!"
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

een jongen uit duitsland heeft afgelopen dinsdag de audi van zijn moeder in de prak gereden
timer
1:00

Slide 16 - Open question

Wat is juist?
A
meneer S. Van der Zee
B
meneer S. Van Der Zee
C
meneer S. van der Zee
D
meneer S. van der zee

Slide 17 - Quiz

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik ziek ben
timer
1:00

Slide 18 - Open question

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

mieke uit noord-brabant heeft veel dieren kippen schapen en honden
timer
1:00

Slide 19 - Open question

Juist of onjuist:
Pieter Van Duinrade
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Wat is goed geschreven? Let op de hoofdletters en leestekens.
A
5 kinderen gaan naar huis
B
5 kinderen gaan naar Huis.
C
5 Kinderen gaan naar huis.
D
5 kinderen gaan naar huis.

Slide 21 - Quiz

Hoofdletters en leestekens: juist of onjuist?

Cornald van der Meer woont in de brabantse gemeente Oisterwijk.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Wanneer gebruik je een uitroepteken op de juiste manier?
A
Wil je opletten!
B
Let op!
C
Het is fijn als je oplet!
D
Letten jullie op!

Slide 23 - Quiz

Wanneer gebruik je een vraagteken op de juiste manier?
A
Hij vraagt mij of ik op de fiets ben?
B
Hij vraagt: "Ben je op de fiets vandaag?"
C
Ik ben toch op de fiets, vraagt hij?
D
Mij wordt gevraagd of ik op de fiets ben?

Slide 24 - Quiz

Zet de komma in deze zin op de juiste plek:

Jesse was iets later want de brug stond open.
timer
1:00

Slide 25 - Open question

Waar moet de komma?

Als jij je tas inpakt maak ik het ontbijt.
A
Tussen inpakt en maakt
B
Tussen jij en je
C
Tussen maak en ik
D
Tussen als en jij

Slide 26 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Geef antwoord,
B
Geef antwoord!
C
Geef antwoord?
D
geef antwoord.

Slide 27 - Quiz

Zet de hoofdletters in deze zin op de juiste plek:

lotte heeft een drentse bol gekocht bij de bakker.
timer
1:00

Slide 28 - Open question

Wat is goed geschreven?
A
'T is bijna pauze.
B
T' is bijna pauze
C
't Is bijna pauze.
D
't is bijna pauze.

Slide 29 - Quiz

Wat is goed geschreven?
A
Jennifer de Vries
B
Jennifer De Vries
C
Jennifer de vries
D
jennifer de Vries

Slide 30 - Quiz

Wat moet met een hoofdletter?
A
maandag
B
maart
C
morgen
D
mark

Slide 31 - Quiz

Wanneer gebruik je een komma?
A
Aan het eind van een zin
B
Na het tweede woord
C
Tussen twee persoonsvormen
D
Wanneer je een vraag hebt gesteld

Slide 32 - Quiz

Ik weet nu wanneer ik hoofdletters en leestekens moet gebruiken
A
100%
B
Ja, meestal
C
Het kan beter
D
Nou, ik twijfel nog steeds

Slide 33 - Quiz