What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Oefenen toets 1.5, 1.8 en 1.9
1 / 40
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
40 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
contra-
ex-
hyper-
pre-
-eur
-heid
-isch
van vroeger
tegen
heel erg
voor
een persoon
een toestand
dat gaat over
Slide 2 - Drag question
Welk woorddeel van 'vulkanoloog' is uit het Grieks afkomstig?
A
vulk
B
kano (kanol)
C
loog
D
oog
Slide 3 - Quiz
Welke betekenis heeft het Griekse woorddeel in het woord 'vulkanoloog'?
A
onderzoeken
B
onderzoeker
C
wetenschap
D
wetenschapper
Slide 4 - Quiz
Welk woorddeel van 'monorail' is uit het Grieks afkomstig?
A
mo
B
mono
C
nora
D
rail
Slide 5 - Quiz
Welke betekenis heeft het Griekse woorddeel in het woord 'monorail'
A
rails
B
enige
C
alleen
D
enkel
Slide 6 - Quiz
Sleep het woord / de woorden die een
samenstelling
zijn naar dit veld.
bewerken
bewerking
werkbaar
werkdruk
werkloos
werkster
Slide 7 - Drag question
Sleep het woord dat op dezelfde manier is gevormd als FIJNHAKKEN naar dit veld.
herontdekken
belasten
ontwortelen
stofzuigen
vastzetten
verfraaien
Slide 8 - Drag question
Welk woord is volgens hetzelfde principe gevormd als 'loper'? Sleep het woord naar dit veld.
boter
letter
vader
veter
water
zeiler
Slide 9 - Drag question
Mild
A
Een orgaan
B
Zacht
C
Vriendelijk
D
Verbijsterend
Slide 10 - Quiz
Dartelen
A
Vrolijk huppelen
B
Darten op een speelse manier
C
Harder gaan praten
D
Slenteren
Slide 11 - Quiz
incidenteel
A
onaangetast
B
zo nu en dan
C
blijvend
D
verbijsterend
Slide 12 - Quiz
het domein
A
gebied waar je invloed hebt
B
gezichtspunt waaruit je dingen bekijkt
C
groei
D
dierenwereld
Slide 13 - Quiz
Ken jij ze allemaal?
Slide 14 - Slide
Hoeveel lidwoorden staan er in deze zin:
De vader en het kind zitten in een vliegtuig.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 15 - Quiz
Hoeveel zelfstandige naamwoorden staan er in deze zin:
Een zelfstandig naamwoord verwijst naar een mens, dier, plant, begrip of eigennaam.
A
2
B
4
C
5
D
6
Slide 16 - Quiz
Hoeveel voorzetsels staan er in deze zin:
Tijdens het feest werd ik aangevallen door de hond die uit zijn kennel was ontsnapt.
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 17 - Quiz
Ik heb dat altijd al willen kopen.
Benoem in deze zin de zelfstandige werkwoorden (zww)
en de hulpwerkwoorden (hww).
A
heb, willen = hww kopen = zww
B
heb, willen, kopen = zww
C
heb, willen, kopen = hww
D
heb = hww willen, kopen = zww
Slide 18 - Quiz
Benoem de werkwoorden in de volgende zin:
Ik heb dat altijd al willen kopen.
A
heb
B
heb, willen
C
kopen
D
heb, willen, kopen
Slide 19 - Quiz
Voegwoorden staan tussen woorden, woordgroepen of hoofdzinnen.
Slide 20 - Open question
Dit is niet jouw mobiel en ook niet van hem, maar het is mijn mobiel.
Welke bezittelijk vnw zie je?
A
jouw
B
jouw, hem
C
jouw, mijn,
D
jouw, hem, mijn
Slide 21 - Quiz
Het artikel over de regering in de Stentor van afgelopen zaterdag, .... klopte niet.
A
die
B
dat
Slide 22 - Quiz
Het kleine meisje, .... ik heb helpen oversteken, was heel vrolijk
A
wat
B
dat
C
die
D
deze
Slide 23 - Quiz
Wederkerend voornaamwoord
Vergis jij je nu niet meer?
A
Vergis
B
jij
C
je
D
niet
Slide 24 - Quiz
Wat is de juiste spelling?
A
Decolletee
B
Decolleté
C
Decolletè
D
Decoleté
Slide 25 - Quiz
met accent
zonder accent
enquete
premiere
acne
defile
genant
sate
abonnee
creme
Slide 26 - Drag question
ê
é
è
accent aigu
accent grave
accent circonflexe
Slide 27 - Drag question
Welk accent bevat dit woord?
blèren
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe
Slide 28 - Quiz
Welk accent bevat dit woord?
coupé
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe
Slide 29 - Quiz
Welk accent bevat dit woord?
frêle (fijngebouwd)
A
accent aigu
B
accent grave
C
accent circonflexe
Slide 30 - Quiz
PVTT
Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....
A
uithoud
B
uithout
C
uithoudt
Slide 31 - Quiz
PVTT
Zij beoordeel.... de gebeurtenis niet erg objectief.
A
beoordeeld
B
beoordeelt
C
beoordeeldt
Slide 32 - Quiz
PVTT
Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?
A
Word
B
Wort
C
Wordt
Slide 33 - Quiz
PVTT
Beantwoor.... hij de post altijd zo laat?
A
Beantwoord
B
Beantwoordt
C
Beantwoort
Slide 34 - Quiz
PVTT
Het gebeur... de laatste tijd steeds meer.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
Slide 35 - Quiz
PVTT
Bran.... je handen niet aan die hete pan!
A
brand
B
brant
C
brandt
Slide 36 - Quiz
PVTT
Vin... je leraar het goed dat je met je iPhone speelt tijdens de les?
A
Vind
B
Vint
C
Vindt
Slide 37 - Quiz
PVTT
Hij geloof... niet dat dat mogelijk is met dat toestel.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloofdt
Slide 38 - Quiz
PVTT
Als je hem ondervraag..., moet je hem recht aankijken.
A
ondervraagd
B
ondervraagt
C
ondervraagdt
Slide 39 - Quiz
Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente
Slide 40 - Quiz
More lessons like this
1.5 Woorden
October 2021
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Griekse voor- en achtervoegsels
September 2024
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
1.9 Spelling - les 2
November 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
3 hv H1 Spelling
September 2021
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
HIN 2 BKA - Alinea's en kernzinnen
November 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Nieuw Nederlands - Cursus 7 - Paragraaf 3
December 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Trema, apostrof, accent en cedille
September 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
De Oude Grieken: Paardensprong
September 2019
- Lesson with
12 slides
by
Geschiedenisleraar.nl
Geschiedenis
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
Geschiedenisleraar.nl