Recap: Past Simple , Present Perfect, en Past Continuous

De Past tenses.
Uitleg en oefeningen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3,4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De Past tenses.
Uitleg en oefeningen

Slide 1 - Slide

Deze les
- Recap 'the past'
- Practice for test

Slide 2 - Slide

Doelen
  1. Ik weet hoe ik een past continuous moet maken.
  2. Ik weet wanneer ik een past continuous moet gebruiken.
  3. Ik weet het verschil tussen een past continuous en een past simple.
  4. Als ik in één zin een past continuous en een past simple moet gebruiken, dan weet ik wanneer ik welke moet gebruiken.

Slide 3 - Slide

Books
Pak je text book en ga naar pagina 103
Neem grammar box 16 door

Slide 4 - Slide

Hoe maak je een past simple?

Slide 5 - Open question

Wanneer gebruik je de past simple?

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Hoe maak je een present perfect?

Slide 8 - Open question

Wanneer gebruik je de present perfect?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Last saturday we .... (have) our first guitar lesson

Slide 14 - Open question

I hope Jill will be there. We .... (not - see) each other in 10 years

Slide 15 - Open question

Past Continuous

Slide 16 - Slide

Hoe maak je de past continuous?

Slide 17 - Open question

Wanneer gebruik je de past continuous?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Past simple or past continuous?

I was having a shower
A
Past simple
B
Past continuous

Slide 22 - Quiz

Past simple or past continuous?
Was Andrew playing computer games?
A
Past continuous
B
Past simple

Slide 23 - Quiz

Past simple or past continuous?

We sang that song yesterday
A
Past simple
B
Past continuous

Slide 24 - Quiz

We _____ (watch) TV
when we _____ (hear) a loud noise.
A
were watching - heared
B
was watching - heared
C
were watching - heard
D
was watching - heard

Slide 25 - Quiz

He ____ (work) in the garden
when he _____ (find) the money.
A
were working - finded
B
worked - was finding
C
was finding - works
D
was working - found

Slide 26 - Quiz

Ik weet het verschil tussen de past simple en past continuous en kan deze vorm maken en toepassen.
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje
D
Helemaal niet

Slide 27 - Quiz

Let's get to work
  • Maak opdracht 12+14 op pagina 59 van je werkboek
  • Maak opdracht 2 van 'test yourself' op pagina 70 van activity book B
  • Kijk je werk na (boekje op IL)

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link