Herhaling 5.2 en 5.4

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

Herhaling 5.2 en 5.4 

Wat gaan we doen vandaag?

• Bespreken vragen stencil
• Herhalen paragraaf 5.2    
• Herhalen paragraaf 5.4
• Maken test jezelf 5.2 en 5.4 online (NOVA)

Heb je nog een vraag over het stencil?

Herhaling 5.2

PRISMA

Het spectrum van wit licht maak je zichtbaar met behulp van een prisma

Het spectrum van wit licht bestaat uit alle kleuren van de regenboog.  Zet de kleuren van dit spectrum in de juiste volgorde.

Het spectrum :

Groen

Geel

Violet

Blauw

Oranje

Rood

ultraviolettestraling (UV)

Ultraviolette straling noemt men afgekort UV-straling.

UV-straling is ioniserende straling, dat betekent dat deze vorm van straling cellen kan veranderen.

UV-straling kun je niet zien.

UV straling

• Drinkwater bedrijven gebruiken uv straling om bacterie in water te doden.
• Bijen zien UV straling.
• UV straling zorgt er voor dat je bruin wordt
• Wordt tegen gehouden door atmosfeer

        (ozonlaag, stof en wolken)

• UV kan stoffen laten oplichten (fluorescentie) 

 UV-bescherming

- Ozonlaag beschermt ons

- Zonnebrandcrème

IR straling

Infrarood straling wordt ook wel warmtestraling genoemd. Deze straling wordt gebruikt in sauna's en in hitte zoekende camera's voor nightvision (denk maar aan The Division of andere oorlogsspelletjes). 

Kleuren zien

Kleuren zien

Leg in je eigen woorden uit hoe jij een blauw shirt blauw ziet.

5.4 Oog en bril 

De belangrijkste onderdelen van het oog

iris

netvlies

lens

blinde vlek

pupil

oogzenuw

Waarop valt het licht om een beeld te vormen in je oog?

1. Iris
2. Pupil
3. Netvlies
4. Hersenen

• Pupil is de opening in de iris (de gekleurde gedeelte van de oog)
• Veel licht - pupil klein
• Weinig licht - pupil groot

Bij veel licht is de pupil

1. Groot
2. Klein
3. Licht heeft geen invloed op pupil

accommoderen

Als een voorwerp dichterbij komt wordt de lens boller.

Accommoderen : lens platter of boller maken

Hoe dichterbij het voorwerp, hoe boller de lens.

Bijziend

•  De ooglens is te sterk of oogkas te lang.
• Hierdoor kan je voorwerpen in de verte slecht zien. DichtBIJ kun je goed ZIEN.
• Je hebt een negatieve lens nodig

Verziend

• De ooglens is te zwak of oogkas te kort.
• Je kan voorwerpen vlakbij slecht zien, veraf goed.
• Je hebt een positieve lens nodig

Oudziend

• Ooglens is minder elastisch
  
• Je hebt een positieve lens nodig
  

Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens de lens verstellen?

1. Revalideren
2. Accommoderen
3. Adapteren
4. Corrigeren

Wat is het probleem als je bijziend bent ?

1. Ooglens is te sterk
2. Ooglens is te zwak

Welke lens heb je nodig als je bijziend bent ?

1. negatief
2. positief

Is de persoon die deze bril nodig heeft verziend of bijziend?

1. verziend
2. bijziend

Het oog kan de lens niet vlakker krijgen, dus de persoon ziet een object ver weg niet scherp... Hoe noemen we dit?

1. Een lui oog
2. Een dik oog
3. Een bijziend oog
4. Een verziend oog

Sterkte van je bril

Een brillenglas heeft een brandpuntsafstand van 40 cm.
De bril heeft een sterkte van

1. 40 dpt
2. 0,4 dpt
3. 0,025 dpt
4. 2,5 dpt

Aan de slag

Maak test jezelf van 5.2 en 5.4