Quiz casus 4

1 / 41
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is de ideale bloeddruk?
A
140/90
B
120/80
C
120/90
D
130/70

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een normale hartfrequentie per minuut?
A
50-90
B
80-100
C
60-100
D
70-90

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

wat is een normale ademhaling per minuut
A
8-20
B
5-15
C
15-25
D
10-25

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een tachypnoe?
A
langzame ademhaling
B
snelle ademhaling
C
normale ademhaling
D
onregelmatige ademhaling

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

wat is een normale saturatie?
A
95-99%
B
85-100%
C
80-90%
D
90-100%

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een tracheotomie en een tracheostoma?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

de Latijnse benaming voor kortademigheid is:
A
tachypneu
B
dyspneu
C
bradypneu
D
apneu

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

bij dyspneu is er altijd een tekort aan zuurstof in het bloed.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoe diep mag je een tracheacanule uitzuigen?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

dyspneu kan een gevolg zijn van koorts.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

comorbiditeit betekent:
A
meerdere gevallen van overlijden
B
uitzaaiing van kanker
C
meerdere ziekten
D
meerdere afnames van de mobiliteit

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

oorzaken van kortademigheid bij inspanning zijn? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
platliggen
B
metabole stoornissen
C
slechte conditie
D
algeheel ziek zijn

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

wat is de benaming van het onderzoek als je kijkt naar het lichaam
A
percuteren
B
palperen
C
inspectie
D
ausculteren

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

bradypneu is een ademhaling van:
A
1- 9
B
0
C
12- 14
D
> 30

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

stelling: bij het lichamelijk onderzoek moet ik kijken en luisteren naar de ademhaling.
A
je hoeft alleen te kijken naar de ademhaling
B
je moet ook voelen
C
je moet zowel kijken als luisteren
D
alleen luisteren is genoeg

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

bij een niet symmetrische ademhaling beweging van de thorax kan je denken aan een?
A
pneumothorax
B
longoedeem
C
COPD
D
astma

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

welke van de onderstaande is juist?

A
inspiratie= inademing expiratie= uitademing
B
expiratie= inademing inspiratie= uitademing

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

exacerbatie bij astma betekent?
A
astma aanval
B
chronische astma bronchiale
C
diagnose stelling van astma
D
het genezen van astma

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

benoem 2 factoren die verergering van astma veroorzaken.

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

astma: een criteria voor een ziekenhuisopname bij acuut astma is een saturatie van < 98%
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

een röntgenfoto van de thorax is een aanvullend onderzoek bij longoedeem
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

wat is een klaplong?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

wat zijn andere problemen die zich naast COPD presenteren?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
hypertensie, spierafname
B
osteoporose
C
depressie, isolement
D
impotentie, incontinentie

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

medicatie bij COPD (2 antwoorden)
A
luchtwegverwijders
B
antibiotica
C
diuretica
D
ontstekingsremmers

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een pneumonie en een pleuritis?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

strotklepje
neus keelholte
plek waar de luchtpijp
vertakkingen de longen binnen gaan
epiglottis
nasopharynx


Hilus 

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Welke parameters zijn belangrijk bij een cliënt met een longaandoening?

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Bij astma:
A
zijn de longen af en toe ontstoken waardoor een astma-aanval op treedt
B
is er sprake van vernauwing van de longen door een allergie
C
zijn de bronchiën altijd ontstoken en reageren daardoor sterker op prikkels, waardoor een astma-aanval kan optreden
D
zijn de bronchiën ontstoken, maar je kunt er wel van genezen

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Je collega, Patricia heeft je verteld dat ze astma heeft. Het is voorjaar. Jij hebt avonddienst met Patricia en ze vertelt dat ze op de fiets naar haar werk gekomen. Je ziet dat ze dikke ogen heeft en moet hoesten en niezen. Wat voor soort astma heeft Patricia denk je?
A
Inspanningsastma
B
Allergisch of atopisch astma
C
Niet- allergisch of intrinsiek astma
D
Beroepsastma

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

welke verpleegkundige zorg is belangrijk bij een cliënt met een astma-aanval

Slide 31 - Open question

Ademnood tijdens aanval geeft angst
Biedt veiligheid en geborgenheid
Let op een goede lichaamshouding van de zorgvrager
Ondersteuning bieden bij medicatie
Inventariseren mogelijke problemen in de leefsituatie
Astma is goed onder controle als de symptomen niet vaker dan twee keer per week voorkomen en de zorgvrager zich niet beperkt voelt in zijn activiteiten
altijd aanwezig, dit is bij astma niet zo
waarbij de longen zijn beschadigd door chronische bronchitis en/of longemfyseem
Daardoor ontstaan er littekens en wordt het slijmvlies dikker. De doorgang wordt smaller
Daardoor veranderen de trosjes met longblaasjes in één groot en slap blaasje, waardoor er minder zuurstof kan worden opgenomen in het lichaam.
Bij COPD is de vernauwing in de luchtwegen
COPD is een chronisch longziekte
Bij chronische bronchitis zijn de bronchiën ontstoken.
Bij longemfyseem raken de wanden van de longblaasjes beschadigd

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

Rechter long en linkerlong
A
rechts heeft 2 kwabben en links heeft 3 kwabben
B
rechts heeft 3 kwabben en links heeft 2 kwabben

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

keelholte noemt men ook
A
larynx
B
pharynx
C
bronchie
D
alveoli

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel mensen in Nederland krijgen er per jaar ongeveer een sepsis?

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Bij welke infecties komt sepsis het vaakst voor?
A
Longen, hersenen, buik
B
Hersenen, urinewegen, longen
C
Buik, hersenen, longen
D
Longen, urinewegen, buik

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de nummer 1 veroorzaker van sepsis?
A
Bacteriën
B
Parasieten
C
Schimmels
D
Virussen

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Welke orgaanfunctie valt over het algemeen als eerste uit bij sepsis?
A
Ademhaling
B
Pompfunctie hart
C
Nierfunctie
D
Hersenfunctie

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Welke verpleegkundige zorg is belangrijk bij uitzuigen van een tracheacanule?

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

wat is refluxziekte?

Slide 40 - Mind map

This item has no instructions


Wat vonden jullie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 41 - Poll

This item has no instructions