Hoe groter het contactoppervlak, hoe meer effectieve botsingen er per seconde kunnen plaatsvinden.
Slide 25 - Slide
Katalysator
Bekijk het filmpje op de volgende dia en beantwoord daarna 3 vragen.
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Video
Met welk model kan je de werking van een katalysator uitleggen?
A
energie diagram
B
botsende-deeltjes model
Slide 28 - Quiz
IJzer kan met water en zuurstof reageren tot roest.
Geef de reactievergelijking. De formule van roest is:
FeO3H3(s)
Slide 29 - Open question
Roesten is een langzame reactie. Zout katalyseert de reactie. Daarom moet je in de winter, als er zout is gestrooid, je fietsketting extra beschermen tegen roesten.
Leg uit hoe je de ketting van je fiets kunt beschermen tegen roesten.
Slide 30 - Open question
Soort stof
Stoffen die op elkaar lijken (bijvoorbeeld metalen) kunnen met een verschillende snelheid reageren.
Slide 31 - Slide
Als je het metaal magnesium verhit met een brander verbrandt het snel met fel wit licht.
Het metaal ijzer verbrandt niet als je het verhit met een brander, maar gloeit alleen.
Slide 32 - Slide
Temperatuur
Slide 33 - Slide
lagere temperatuur
hogere temperatuur -> de deeltjes bewegen sneller-> botsen vaker-> meer effectieve botsingen per seconde
Slide 34 - Slide
lagere temperatuur
hogere temperatuur -> de deeltjes bewegen sneller -> botsen harder-> meer effectieve botsingen per seconde
Slide 35 - Slide
Temperatuur
Vuistregel: --> bij een verhoging van de temperatuur met 10 graden Celcius --> wordt de reactiesnelheid 2x zo groot.
Slide 36 - Slide
Sleep naar elke situatie de factor die van invloed is.
Katalysator
Verdelingsgraad
Concentratie
Slide 37 - Drag question
De volgende drie vragen gaan over de vorming van het gas waterstofchloride (HCl).
Slide 38 - Slide
Geef de vergelijking van de reactie tussen waterstof en chloor.
Slide 39 - Open question
Bereken hoeveel moleculen waterstofchloride er per seconde per milliliter worden gevormd.
H2(g)+Cl2(g)−>2HCl(g)
A
6,0⋅1019
B
6,0⋅1018
C
6,0⋅1017
D
12,0⋅1018
Slide 40 - Quiz
Hoeveel botsingen zijn er per seconde per milliliter als de reactie wordt uitgevoerd bij een temperatuur die 10 graden Celsius lager is?
A
2,0⋅1019
B
2,0⋅1021
C
1,0⋅1020
D
1,0⋅1021
Slide 41 - Quiz
De laatste 5 vragen gaan over de ontleding van waterstofperoxide.
Waterstofperoxide wordt vaak gebruikt in blondeermiddelen.
waterstofperoxide=H2O2(aq)
Slide 42 - Slide
Geef de reactievergelijking voor de ontleding van waterstofperoxide. De reactieproducten zijn zuurstof en water.
waterstofperoxide=H2O2(aq)
Slide 43 - Open question
Pierre en Anne onderzoeken de ontleding van waterstofperoxide. In een experiment zetten zij een waterstofperoxide oplossing met een concentratie van 0,68 g/L in het daglicht. Hierdoor gaat de waterstofperoxide ontleden. De afname van de waterstofperoxide concentratie is weergegeven in de grafiek hiernaast. De tijd waarin de helft van de waterstofperoxide is ontleed noem je de halveringstijd. Schat uit de grafiek de halveringstijd voor de ontleding.
A
500 min
B
650 min
C
1300 min
D
1500 min
Slide 44 - Quiz
De halveringstijd voor de ontleding van waterstofperoxide is 650 min.
Bereken de waterstofperoxide concentratie na 65 uur.
A
0,113 g/L
B
0,068 g/L
C
0,0106 g/L
D
ik weet niet hoe ik dit moet berekenen
Slide 45 - Quiz
Hoe kan je uit de grafiek afleiden dat de reactiesnelheid steeds verder afneemt tijdens de proef?
Kies 2 van de 4 antwoorden!
A
De grafiek gaat naar beneden.
B
De grafiek wordt steeds minder stijl
C
De concentratie waterstofperoxide wordt steeds kleiner
D
De concentratie waterstofperoxide neemt steeds minder snel af
Slide 46 - Quiz
Leg uit waarom het zo lang duurt voordat alle waterstofperoxide gereageerd heeft.
Slide 47 - Open question
Leren uit de katern: blz 99 t/m 101
in de volgende dia ga je verder met de evaluatie.
Slide 48 - Slide
Schrijf drie dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 49 - Open question
Schrijf één of twee dingen op die je deze les nog niet zo goed hebt begrepen.