Train jezelf in het ‘slim’ beantwoorden van vragen
1. Wat wordt er gevraagd?
2. Wat weet je van het onderwerp, hoe zit het in elkaar? Lees de tekst boven de vraag altijd goed! Maak evt. een schema/tekening/formule
3. Welke gegevens heb je? Schrijf ze op (bij voorkeur in tabel/schema)
4. Welke gegevens mis je? Hoe kun je die vinden?
5. Los het vraagstuk op én geef antwoord op de vraag
6. Controleer je antwoord, waar mogelijk met een berekening. Doorloop eerst deze stapjes voordat je direct je antwoord opschrijft of begint te rekenen. Dat geeft je wat meer structuur. Je traint jezelf zo om er beter over na te denken en je kennis écht te gebruiken.
Protip: herhaal in je antwoord altijd de kernwoorden/begrippen uit de vraag.