Zinsdelen en zelfstandig, hulp- en koppelwerkwoorden; klas 2hvC

Zinsdelen, klas 2hvC
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Zinsdelen, klas 2hvC

Slide 1 - Slide

Over welke zinsdelen gaat het proefwerk? 

Grammatica - zinsdelen

Slide 2 - Mind map

Wat is géén manier om de persoonsvorm uit een zin te halen?
A
De zin veranderen van getal
B
De zin in een vraagzin veranderen
C
De zin veranderen in onzin
D
De zin veranderen van tijd

Slide 3 - Quiz

Hoe verdeel je een zin in zinsdelen? Typ je antwoord hieronder.

Slide 4 - Open question

Verdeel de zin in vijf zinsdelen door de woorden naar de vakjes te slepen.
zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
zinsdeel 4
zinsdeel 5
Larissa
gaat
morgen
op
de
fiets
naar
school

Slide 5 - Drag question

Verdeel de zin in drie zinsdelen door te slepen.
zinsdeel 1
zinsdeel 2
zinsdeel 3
Mijn
vriend
eet
een
broodje
kroket

Slide 6 - Drag question

Sleep de rode blokjes naar de juiste functie.
Onderwerp
Gezegde
Persoonsvorm
Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet of is.
Dit zinsdeel geeft de tijd en het getal van de zin aan.
Dit zinsdeel vertelt wat het onderwerp in een zin doet of is.

Slide 7 - Drag question

Bij een naamwoordelijk gezegde...
A
...is het onderwerp iets.
B
...doet het onderwerp iets.

Slide 8 - Quiz

In de zin 'Wij waren aan het voetballen in het park' staat een....
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 9 - Quiz

In de zin 'Wij waren nog nooit zo gelukkig' staat een....
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quiz

Bijwoordelijke bepaling
Meewerkend voorwerp
Lijdend voorwerp
Dit zinsdeel geeft meer informatie over een ander zinsdeel of over de hele zin.
Dit zinsdeel overkomt of ondergaat iets.
Dit zinsdeel ontvangt iets van het onderwerp.

Slide 11 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste functie. 
Let op! Sommige zinsdelen horen bij meerdere functies.
pv
bwb
lv
wg
ow
In zijn lokaal
is
de wiskundeleraar
lastige vraagstukken
aan het bespreken

Slide 12 - Drag question

Sleep de kaartjes naar de juiste plek.
Welk zinsdeel hoort bij welke functie?
zinsdeel met verteller of gever
zinsdeel met boodschap of cadeau
zinsdeel met ontvanger of luisteraar
Dit zinsdeel heeft een andere functie.
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
persoonsvorm
onderwerp

Slide 13 - Drag question

gisteren
gaf
mijn vader
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
persoonsvorm
onderwerp
de boor
aan mijn buurman

Slide 14 - Drag question

In een naamwoordelijk gezegde......
A
... zit soms een lijdend voorwerp.
B
... zit nooit een lijdend voorwerp.
C
... zit altijd een lijdend voorwerp.
D
... geen idee!

Slide 15 - Quiz

Sleep de blauwe zinsdelen naar de juiste plek. 
Let op: soms staan er twee zinsdelen in één vak.
wg
ond
overige zinsdelen
Hij
had
de moed
al
opgegeven.

Slide 16 - Drag question

Sleep de blauwe zinsdelen naar de juiste plek. 
Let op: soms staan er meer zinsdelen in één vak.
ng
ond
overige zinsdelen
Hij
was
vreselijk moe
geworden
op vakantie

Slide 17 - Drag question

Lees de zin hieronder. 
De zin is al voor je verdeeld in zinsdelen.  
Sleep de namen van de zinsdelen naar het juiste zinsdeel. Let op! Er blijven namen van zinsdelen over. 


Aan de boom | hangt | een enorme baviaan.
bwb 
ng
ond
lv
wg
mv

Slide 18 - Drag question

Lees de zin hieronder. 
De zin is al voor je verdeeld in zinsdelen.  
Sleep de namen van de zinsdelen naar het juiste zinsdeel. Let op! Er blijven namen van zinsdelen over. 


Mijn   moeder  |   is   de   liefste   ter   wereld. 
bwb 
ng
ond
lv
wg
mv

Slide 19 - Drag question

Zelfstandige werkwoorden, koppelwerkwoorden, en hulpwerkwoorden

Slide 20 - Slide

Welke werkwoorden kunnen koppelwerkwoorden zijn?

Slide 21 - Mind map

Hulpwerkwoord
Een hulpwerkwoord is een onderdeel van het werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde. 
  • Een hulpwerkwoord geeft geen handeling aan. 
  • Een hulpwerkwoord helpt de zin vormen.
  • Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan, naast een zelfstandig ww of een koppelww. 

Slide 22 - Slide

Hulpwerkwoord (hww)
Je kunt de verdwijnproef toepassen en het werkwoord dat overblijft, is het zelfstandig werkwoord. De verdwenen werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.
Vb. Ik zou graag willen blijven lunchen.
Welk werkwoord heb je écht nodig voor de betekenis? 
ik .... graag .... .... .... .....
--> ik graag lunchen

Slide 23 - Slide

Het hulpwerkwoord (hww)
Trucjes:

1. Het hulpwerkwoord kun je weglaten uit de zin.
2. Als er meer werkwoorden in de zin staan, dan is de pv altijd het hulpwerkwoord.


Slide 24 - Slide

Waar vind je het zelfstandig werkwoord meestal?

Als een zin meer werkwoorden heeft, staat het zelfstandig ww meestal achteraan in de zin.
Alle andere werkwoorden (ook de pv), zijn dan hulpwerkwoord.

VB: Stan en Jim zouden graag kunnen breakdancen


Slide 25 - Slide

En hoe zit het met het koppelwerkwoord?
Als een zin meerdere werkwoorden heeft, staat het koppelwerkwoord meestal achteraan in de zin.
De andere werkwoorden, ook de pv, zijn dan hulpwerkwoord.

VB: Het eten is inmiddels koud geworden


Slide 26 - Slide

Soorten werkwoorden en gezegde
Binnen het wg kan er sprake zijn van twee soorten werkwoorden: Het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord.

Binnen het ng kan er sprake zijn van twee soorten werkwoorden: het koppelwerkwoord en het hulpwerkwoord.

LET OP: een zelfstandig werkwoord en een koppelwerkwoord zullen nooit in dezelfde zin staan.

Slide 27 - Slide

Iemand DOET iets

- zelfstandig ww
- hulpwerkwoord
Iemand IS iets

- koppelwerkwoord
- hulpwerkwoord

Slide 28 - Slide

pv /  hulpwerkwoord

ben
hebt
wordt
heeft
had
is
word 
voltooid deelwoord 

veranderd (zww)
uitgekozen (zww)
gehersenspoeld (zww)
bedacht (zww)
gepakt (zww
geweest (kww!)
gereden (zww)

Slide 29 - Slide


Bij een naamwoordelijk gezegde heb je ALTIJD een...
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord

Slide 30 - Quiz

Ik heb de pruimen opgegeten.
'opgegeten' is het...
A
koppelwerkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 31 - Quiz

Die jongens lijken zo aardig.
'lijken' is het...
A
koppelwerkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 32 - Quiz

Werkwoorden uit ZWoBBeLS (WaSBuBeLZ) kunnen geen hulpwerkwoord zijn
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quiz

Wij bleken de laatsten te zijn.
'bleken' is het....
A
koppelwerkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 34 - Quiz

Wat zit er in het naamwoordelijk gezegde?
A
Een koppelwerkwoord en eventuele andere werkwoorden
B
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en altijd een zelfstandig naamwoord
C
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en een zinsdeel dat iets zegt over het onderwerp
D
Een koppelwerkwoord, eventuele andere werkwoorden en het onderwerp

Slide 35 - Quiz

Grietje was bang voor de heks geworden.
'was' is het....
A
koppelwerkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 36 - Quiz

Grietje was bang voor de heks geworden.
'geworden' is het....
A
koppelwerkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 37 - Quiz

De baby was hard aan het krijsen.
'was' is het...
A
koppelwerkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 38 - Quiz

De baby was hard aan het krijsen.
'krijsen' is het...
A
Hulpwerkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Zelfstandig werkwoord

Slide 39 - Quiz