- punt aan het einde van de zin
- vraagteken als de zin vragend is
- uitroepteken als de zin benadrukt moet worden
- komma bij een leespauze of oplossming (niet voor en, of, na)
- dubbele punt voor een opsomming en bij 'Jan zei:'
- aanhalingstekens bij een letterlijke aanhaling
- puntkomma bij een opsomming waarbij de delen uit meerdere woorden bestaan