210218 Zinsdelen H2 90 min

Wat gaan we doen?
  • Planning vandaag
  • Formatief SO bespreken
  • huiswerk bespreken
  • Theorie uitleg
  • Opdrachten
  • Opdrachten nabespreken
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?
  • Planning vandaag
  • Formatief SO bespreken
  • huiswerk bespreken
  • Theorie uitleg
  • Opdrachten
  • Opdrachten nabespreken

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

Vandaag:
SO nabespreken
Hoofdstuk 2 van grammatica zinsdelen

Volgende week?
VAKANTIE
Wat gaan we doen?

Na de vakantie?
Hoofdstuk 3 grammatica zinsdelen



Slide 2 - Slide

Formatief SO nabespreken

Ga naar Nieuw-Nederlands online.
Klik op: Digitaal toetsen / resultaten?
Per vraag kan je de juiste antwoorden zien.

We nemen ze ook even door.

SO nog (deels) maken:

Luna, Hugo en Tristan.
Hoofdstuk 3 de toets nog maken. Deze staat klaar in NN-online. (Een andere versie, dus spieken heeft geen zin).

Tyn en Jaap, jullie opdracht staat in de ELO.

Slide 3 - Slide

Formatief SO


Slide 4 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdracht 1
Opdracht 2

Slide 5 - Slide

Morgen
vier
ik
mijn
verjaardag
met
Thom.

Slide 6 - Drag question

Leerdoelen

  • Ik kan het onderwerp van een zin vinden

Slide 7 - Slide

Uitleg onderwerp
Het onderwerp van de zin is één zinsdeel. Het geeft (vaak) aan wie/wat iets doet in de zin. (Ow begint nooit met een voorzetsel)

Zo vind je het onderwerp:
1. Zoek de persoonsvorm.
2. Stel de vraag: wie/wat + persoonsvorm?
3. Het antwoord is het onderwerp van de zin. 

Slide 8 - Slide

Uitleg onderwerp
Kan je het onderwerp niet goed vinden? Dan kun je ook de volgende manier proberen:

1. Verander de persoonsvorm van getal (ev/mv). Het woord/de woorden die mee veranderen, is/zijn het onderwerp. 

bv. De hond blaft. --> De honden (ow) blaffen (pv). 

Slide 9 - Slide

Wie/wat is het onderwerp:
In het weiland rennen de paarden heen en weer.
A
In het weiland
B
rennen
C
de paarden
D
heen en weer

Slide 10 - Quiz

Wie/wat is het onderwerp?
Het sneeuwt al een paar dagen!
A
Het
B
Het sneeuwt
C
sneeuwt
D
een paar dagen

Slide 11 - Quiz

Wie/wat is het onderwerp?
Wie gaat die hondendrol opruimen?
A
Wie
B
gaat
C
die hondendrol
D
opruimen

Slide 12 - Quiz

Aan de slag
Maken:
- H2 grammatica zinsdelen: opdracht 1, 2 en 4 (p.28-29). Kijk zelf de opdrachten na!!


Lastig? Extra oefening op blz. 246 - 247.

timer
25:00

Slide 13 - Slide

Volgende week heeft het hele land vakantie.
(pv =..)
(ow =.. )

Slide 14 - Open question