H2 U5 SB 3.1 - Moeten

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Moeten

H2 - All Right - Unit 5 - Study Box 3.1

Leerdoel

Ik kan in het Engels op de juiste manier aangeven dat iets moet, zou moeten of wel zo moet zijn.

Kies het juiste hulpwerkwoord:
You ___ hand in your homework before tomorrow.

1. must
2. should
3. have to
4. are able to

Kies het juiste hulpwerkwoord:
I ___ forget my homework.

1. cannot
2. must not
3. don't have to

Kies het juiste hulpwerkwoord:
I can't find my phone, but it ___ be around here somewhere.

1. must
2. can
3. have to
4. should

Kies het juiste hulpwerkwoord:
If you feel ill, you ... go to the doctor's.

1. must
2. have to
3. should
4. should not

Kies het juiste hulpwerkwoord:
You ___ tell your teacher what happened to you yesterday.

1. are allowed to
2. should
3. are able to
4. must

Ik snap hoe ik de hulpwerkwoorden must, have to en should moet gebruiken.

Ja

Nog niet (helemaal)

Get to work

• Snap je alles?
  Exercises 23 ,24 & 25 (U5, Lesson 3)
  
  
• Snap je nog niet alles?
  Volg de uitleg
  
  

Moeten (must / have to)

We kunnen in het Engels op twee manieren aangeven dat iets moet, namelijk met must en have to:

You must hand in your homework tomorrow.

I must go now.

You have to be there in time.

She has to go to work tonight.

Let op!

• In ontkennende zinnen verandert de betekenis van have to:
• We don't have to bring our books tomorrow.
• Dit betekent dat je het niet hoeft te doen (maar het mag wel).
  
  
• You must not enter this building alone.
• Dit betekent dat het niet mag / dat je het niet moet doen. 

Zou (eigenlijk) moeten

1. You should go to bed early tonight.
2. We should buy her a gift.
3. We should not eat so much candy.

• We gebruiken should (not) om aan te geven dat we eigenlijk iets wel of niet zouden moeten doen.
• We geven als het ware een advies. 

Zou moeten

1. My keys should be around here somewhere.
2.  The bus should leave in a few minutes.
3. It should not be long before we arrive.

• We gebruiken should (not) ook om te praten over mogelijkheden (in de toekomst).

Moet wel zo zijn

• Must gebruiken we ook om aan te geven dat iets waarschijnlijk is:
• He isn't here, so he must be sick.
• I can't find my keys, but they must be here somewhere.
• I always see him walking in our neighbourhood, so he must live closeby.

Must vs Should

1. My keys must be around here somewhere.
2. My keys should be around here somewhere. 

1. Geeft een sterkere mogelijkheid / verwachting aan (ze moeten hier echt zijn)
2. Geeft meer twijfel aan (ze zouden hier moeten zijn)

Belangrijk!

Na al deze hulpwerkwoorden (have to, must & should) gebruiken we altijd het hele werkwoord!

• I must go now.
  
• I have to go now.
• I should go now.

Kies het juiste hulpwerkwoord:
Our teacher said we ___ bring our books with us, just our laptop.

1. have to
2. don't have to
3. must
4. must not

Kies het juiste hulpwerkwoord:
The rule is: you ___ enter this room without an adult.

1. have to
2. don't have to
3. must
4. must not

Kies het juiste hulpwerkwoord:
Mary said she ___ go to the doctor's tomorrow.

1. has to
2. doesn't have to
3. must
4. must not

Kies het juiste hulpwerkwoord:
I really need to pee so I ___ go to the toilet quickly.

1. have to
2. don't have to
3. must
4. must not

Kies het juiste hulpwerkwoord:
I think you ___ tell Jane what you think of her, but you don't have to.

1. should
2. should not
3. must
4. must not

Kies het juiste hulpwerkwoord:
I know I had my keys with me, so they ___ be around here somewhere.

1. should
2. should not
3. must
4. must not

Samenvatting

• Must / have to = moeten
• do(es)n't have to = hoeft niet
• Should = zou eigenlijk moeten
  
  
• Must = moet wel zo zijn (hoogstwaarschijnlijk)
• Should  = zou zo moeten zijn (minder waarschijnlijk)

Ik snap hoe ik de hulpwerkwoorden must, have to en should moet gebruiken.

Ja

Nog niet (helemaal)

Get to work

• Exercises 23 ,24 & 25 (U5, Lesson 3)
  
  
• Ask questions if you get stuck.