EBE hoofdstuk 1 - rekenen

EBE hoofdstuk 1 - r ekenen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

EBE hoofdstuk 1 - r ekenen

Slide 1 - Slide

Opgave 1.10 A:
De ondernemers A, B en C verdelen hun gezamenlijke winst in de verhouding 3 : 7 : 5. In maart was de gezamenlijke winst 4.500 euro. Bereken hoeveel winst elke ondernemer krijgt.

Slide 2 - Open question

Opgave 1.10 B:
De ondernemers D, E en F verdelen hun gezamenlijke winst in de verhouding 4 : 6 : 5. Bij de laatste verdeling kreeg ondernemer F 32.500 euro. Bereken hoeveel winst ondernemer D en E hebben gekregen.

Slide 3 - Open question

Opgave 1.11 A Een onderneming maakt de producten A, B en C in de verhouding 3 : 1 : 5. De onderneming heeft 90.000 producten gemaakt. Bereken hoeveel producten A, B en C er zijn gemaakt.

Slide 4 - Open question

Opgave 1.11 B Een onderneming maakt de producten D, E en F in de verhouding 4 : 3 : 6. De onderneming wil 2.400 producten E maken. Bereken hoeveel producten D en F er zullen worden gemaakt.

Slide 5 - Open question

BV + I - V = EV
Deze formule gebruiken we bij om de eindvoorraad te berekenen.
BV = beginvoorraad, 
I = inkopen,
 V = verkopen,
EV = eindvoorraad.

Denk aan een winkel: zij beginnen de dag met een bepaald aantal zakken chips. Daar komen de ingekochte zakken chips bij en gaan de verkochte zakken chips af. Wat er over blijft, staat nog in de schappen voor de volgende dag. 

Slide 6 - Slide

Opgave 1.12: Van artikel A is bekend dat de beginvoorraad 2.000 kg is. De eindvoorraad is 1.800 kg en de onderneming heeft 24.000 kg verkocht. Bereken het aantal ingekochte kg van product A.

Slide 7 - Open question

Opgave 1.12 B: van artikel B is bekend dat de eindvoorraad 5.500 stuks bedraagt. Er zijn 123.500 stuks ingekocht en 120.000 stuks verkocht. Bereken de beginvoorraad van product B.

Slide 8 - Open question

opdracht 1.13 A: Van artikel A is bekend dat de beginvoorraad 1.500 kg bedraagt, de eindvoorraad bedraagt 2.500 kg en er is 20.000 kg ingekocht. Bereken het aantal verkochte kg A.

Slide 9 - Open question

opdracht 1.13 B: Van artikel B is bekend dat de beginvoorraad 15.000 stuks bedraagt. Er zijn 100.000 stuks ingekocht en 90.000 stuks verkocht. Bereken de eindvoorraad van artikel B.

Slide 10 - Open question

K = (V x P + R) x (1 + B)
Formule om de jaarlijkse kosten van gasgebruik te berekenen.
Deze formule niet uit je hoofd leren! Deze gebruiken we alleen bij deze opdrachten.
K = energiekosten per jaar
V = verbruikte hoeveelheid gas
P = prijs per m3
R = vastrecht: gas kost 10 euro per kwartaal
B = 0,21 (21% omzetbelasting, maar bij deze opdrachten altijd 0,21 invullen).

Slide 11 - Slide

Opdracht 1.14: Het verwachte verbruik voor het komende jaar is 10.000 m3 gas. De prijs per m3 kost 0,32 cent en het vastrecht (R) bedraagt 3 euro per maand. Bereken de verwachte kosten voor het komende jaar.

Slide 12 - Open question

Opdracht 1.15:
Het verbruik is 8.000 m3, de verwachte totale kosten bedragen 2.952,40 inclusief BTW en het vastrecht is 10 euro per kwartaal. Bereken de gasprijs per m3.

Slide 13 - Open question

Enkelvoudig gemiddelde
Enkelvoudig gemiddelde is simpelweg het gemiddelde zoals je wel kent met je cijfers.
Stel je hebt een 4, 5, 6 en 7 gescoord, dan is het gemiddelde: 
4 + 5 + 6 + 7 : 4 = 5,5

Slide 14 - Slide

Opgave 1.16: Bereken het gemiddelde van:
A - 6, 16 en 26

Slide 15 - Open question

Opgave 1.16: Bereken het gemiddelde van:
B - 9, 29, 39 en 49

Slide 16 - Open question

Opgave 1.16: Bereken het gemiddelde van:
C - 12, 38, 49, 55 en 99

Slide 17 - Open question

Opdracht 1.17: Jasmin heeft voor biologie een 6, 8, 4 en 3 gehaald. Alle cijfers tellen even zwaar. Wat moet Jasmin halen voor het volgende proefwerk om gemiddeld een 6 te staan?
(kom je er niet uit, zie uitlegknop)

Slide 18 - Open question

Opgave 1.18: Mo heeft de volgende cijfers gehaald: voor SO die 1x meetelt een 8 en een 7. Voor proefwerken die 2x meetellen een 6 en een 5. Wat staat Mo gemiddeld voor het vak? Rond af op 1 decimaal.

Slide 19 - Open question

Opgave 1.19: Christian heeft de volgende cijfers gehaald: SO die 1x meetelt een 5 en een 4. Voor de proefwerken die 2x meetellen een 6 en 5. Er komt nog een proefwerk dat ook 2x meetelt. Welk cijfer moet Christian halen om gemiddeld een 6 te staan? Rond af op 1 decimaal.

Slide 20 - Open question