Economie §2.1 Sparen of beleggen deel 1 HSX

Paragraaf 2.1 deel 1
Sparen of beleggen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Paragraaf 2.1 deel 1
Sparen of beleggen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
  • Je kunt spaarmotieven van mensen benoemen.

  • Je kunt uitleggen wat rente is en hoe de hoogte van rente bepaald wordt.

  • Je kunt voorbeelden van spaarvormen noemen.

  • Je kunt rekenen met enkelvoudige rente. 

  • Je kunt rekenen met samengestelde rente.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Waarom is het verstandig om geld te sparen?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

Banken krijgen rente en moeten rente betalen. Leg uit waarom. 
Vraag
Waarom is de rente bij het lenen van geld vaak hoger dan bij het sparen?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

Noem een voorbeeld van beleggen.

Slide 8 - Link

This item has no instructions

Slide 9 - Link

This item has no instructions

De rentestand 1/2
De hoogte van de rente wordt bepaald aan de hand van verschillende factoren. Denk aan de vraag en het aanbod van geld, de invloed van de Europese Centrale Bank (ECB) en de kosten die banken maken. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

De rentestand
De rente is daar bovenop onder andere ook afhankelijk van:

Bij sparen: Hoe lang je het vastzet, hoeveel het is, wat de concurrentie als spaarrente biedt.
Bij lenen: Wat de kosten zijn die de bank moet maken, wat de hoogte is van de lening, wat de looptijd is van de lening, wat het risico is dat de bank loopt en wat de concurrentie rekent.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

En nu gaan we REKENEN!!!!

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Reken uit 1/2
Op een spaarrekening zet je € 5.000 vast voor 3 jaar tegen een rente van 1,2%
Bereken de rente na 2 jaar. 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Reken uit 2/2
Formule = P x K x N

P=1.2%:100= 0,012
K= 5000 euro
N is 2 jaar

Wordt: 0,012 x 5000 x 2 = 120 euro


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Vraag 1/2
Je stort 750 euro op een rekening. De rente is 2,3%.
Hoeveel staat er op de rekening na 3 jaar?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Vraag 2/2
N = aantal periodes = 3
P = renteperc:100 = 0,023
K = beginkapitaal = 750

Formule= EWN = (1+P)n x K = (1+0,023)3 x 750 = 802,95

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Spaarrentes
Je hebt net dus gerekend met enkelvoudige rente en samengestelde rente. Het verschil is:
Enkelvoudige rente: 1 periode, 1 rentepercentage, 1 x betaling van die rente. Dit kan het geval zijn bij deposito rekeningen.
Samengestelde rente. Dit is vrijwel altijd het geval bij vrij opneembare spaarrekeningen. Bij deposito rekeningen uiteraard ook.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Resumerend
De lesdoelen waren:
  • Je kunt spaarmotieven van mensen benoemen.
  • Je kunt uitleggen wat rente is en hoe de hoogte van rente bepaald wordt.
  • Je kunt voorbeelden van spaarvormen noemen.
  • Je kunt rekenen met enkelvoudige rente. 
  • Je kunt rekenen met samengestelde rente.

Doelen bereikt?

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Je kunt nu de opgaven tm 13 maken.
EINDE




Slide 21 - Slide

This item has no instructions