Hoofdstuk 6

H6
Klimaat en natuurlandschap in Europa
1 / 32
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H6
Klimaat en natuurlandschap in Europa

Slide 1 - Slide

wat heb je toe nu toe geleerd over dit hoofdstuk?

Slide 2 - Open question

paragraaf 1
De invloed van de golfstroom

Slide 3 - Slide

Beschrijf het temperatuurverschil tussen oost en west Europa
A
In het oosten is de temperatuur extremer
B
In het oosten is de temperatuur milder
C
In het westen is de temperatuur extremer
D
In het oosten is het droger

Slide 4 - Quiz

In de zomer zorgt een aanlandige wind voor
A
koelte
B
warmte

Slide 5 - Quiz

In de winter zorgt een aflandige wind voor
A
warmte
B
kou

Slide 6 - Quiz

De oorzaak van gematigde temperaturen bij zee is
A
water warmt sneller op en koelt sneller af
B
water warmt langzamer op maar koelt sneller af
C
water warmt sneller op maar koelt langzamer af
D
water warmt langzamer op en koelt langzamer af

Slide 7 - Quiz

Wanneer aan de kust een aflandige wind waait
A
worden de zomers kouder en de winter warmer
B
worden de zomers en de winter kouder
C
worden de zomers warmer en de winters kouder
D
worden de zomers en de winter warmer

Slide 8 - Quiz

paragraaf 2
Relief en klimaat

Slide 9 - Slide

Welke reliëf vormen heeft Nederland?
A
heuvelland en laagland
B
middelgebergte, heuvelland en laagland
C
alleen laagland
D
heuvelland en middelgebergte

Slide 10 - Quiz

De belangrijkste oorzaak van de overvloedige neerslag langs de west kust van Noorwegen heeft te maken met
A
de harde zeewind
B
de ligging op hoge breedte
C
de ligging van gebergten
D
de lange winters

Slide 11 - Quiz

Regens die vallen in gebergten noemen we
A
stijgingsregens
B
stuwingsregens
C
frontale regens

Slide 12 - Quiz

De westkant van Noorwegen ligt aan de
A
lijzijde van het gebergte
B
loefzijde van het gebergte
C
de stuwingskant van het gebergte
D
de dalingskant van het gebergte

Slide 13 - Quiz

In scandinavië regent het het meest in
A
het oosten
B
het noorden
C
het zuiden
D
het westen

Slide 14 - Quiz

Paragraaf 3
Europa: klimaten en begroeiing

Slide 15 - Slide

Bij de lijzijde
A
Regend het
B
Is het droog

Slide 16 - Quiz

Nederland heeft een
A
zeeklimaat
B
landklimaat
C
middellands zeeklimaar
D
loofbomenklimaat

Slide 17 - Quiz

Een zee klimaat heeft
A
het hele jaarslag en warme zomers en kouder winters
B
het hele jaar neerslag en koele zomers en milde winters
C
een droge tijd in de zomer en een hoge temperatuur

Slide 18 - Quiz

Een belangrijk kenmerk van een landklimaat is
A
winters kouder van -3C
B
winters kouder dan -10C
C
zomers kouder dan 10C
D
Zomers kouder dan 15C

Slide 19 - Quiz

Een middellands zeeklimaat word gekenmerkt door
A
warme en natte zomers en milde winters
B
warme en droge zomers en koude winters
C
koele en droge zomers en milde winters
D
warme en droge zomers en milde winters

Slide 20 - Quiz

In Europa komen onder meer de volgende klimaten voor
A
zeeklimaat, landklimaat, tropisch klimaat,
B
zeeklimaat, landklimaat, toendra klimaat, droog klimaat
C
zeeklimaat, landklimaat, tropisch klimaat, poolklimaat

Slide 21 - Quiz

De klimaatgrafiek hoort bij
A
landklimaat
B
zeeklimaat
C
middellands zeeklimaat
D
toendraklimaat

Slide 22 - Quiz

De klimaatgrafiek hoort bij
A
landklimaat
B
zeeklimaat
C
middellands zeeklimaat
D
toendraklimaat

Slide 23 - Quiz

De klimaatgrafiek hoort bij
A
landklimaat
B
zeeklimaat
C
middellands zeeklimaat
D
toendraklimaat

Slide 24 - Quiz

Middelands zeeklimaat
zeeklimaat
Toendra
Landklimaat 

Slide 25 - Drag question

Tussen welke twee landschapszones komt de boomgrens voor
A
tussen toendra en taiga
B
tussen toendra en loofbomen
C
tussen loofbomen en taiga

Slide 26 - Quiz

In welke landschapszone komt permafrost voor
A
taiga
B
toendra
C
loofbomen

Slide 27 - Quiz

Paragraaf 4
klimaatverandering

Slide 28 - Slide

klimaatverandering is het weer gemeten over een periode van....
A
10 jaar
B
25 jaar
C
30 jaar
D
60 jaar

Slide 29 - Quiz

hoe noem je een verzamelplek van sneeuw, hoog in een berg?
A
Firn
B
Firnbekken
C
gletsjer
D
ijstong

Slide 30 - Quiz

Zonnestralen worden verwarmt door aardoppervlak
Broeikasgassen in de dampkring
Weerkaatsing van zonnestralen
De aarde geeft warmte af aan de atmosfeer
Vastgehouden warmte

Slide 31 - Drag question

effect in koude gebieden
effect in warme gebieden
meer planten
minder planten
minder water
meer water
meer landbouwgrond
minder landbouwgrond

Slide 32 - Drag question