Starttaal 3F thema 2 hoofdstuk 3.1 Zinnen

Welkom! Fijn dat je er bent. 
Lesdoel: aan het eind van deze les kan ik punten en komma's op de juiste plek plaatsen in een zin. De zinnen die ik schrijf zijn prettig om te lezen, niet te lang en niet te kort. 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom! Fijn dat je er bent. 
Lesdoel: aan het eind van deze les kan ik punten en komma's op de juiste plek plaatsen in een zin. De zinnen die ik schrijf zijn prettig om te lezen, niet te lang en niet te kort. 

Slide 1 - Slide

Activeren voorkennis

Slide 2 - Slide

Wat wordt bedoeld met interpunctie?
Hoeveel woorden zitten er gemiddeld in een zin?

Slide 3 - Open question

Begin de zin met een........
Zinnen begin je met een hoofdletter en eindig je met een punt, een vraagteken of een uitroepteken. 
Als je in een tekst het begin- en eindpunt van zinnen niet aangeeft, is je tekst moeilijk leesbaar.


 

Slide 4 - Slide

Net even anders....
Als een zin begint met een getal, schrijf je geen hoofdletter aan het begin van de zin. 
67 personen werden geëvacueerd.
2,25% rente is niet spectaculair.
06-nummers worden steeds sneller hergebruikt. 
@-tekens gebruik je in mailadressen, Twitteraccounts, enz. 

Slide 5 - Slide

Net even anders...
Als een zin begint met een apostrof, zoals bij ’s avonds’, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord in de zin.
s Avonds koelt het langzaam af.
’s Morgens ben ik op mijn best.
’s Ochtends is het nog fris.
’t Is ook altijd wat met jou.
’k Weet niet wat ik zeggen moet.

Slide 6 - Slide

Leestekens !?()
Leestekens zijn bedoeld om aan te geven hoe een zin in je hoofd moet klinken, waar je stem omhoog moet en waar een rust moet vallen. 
Als je de komma's, punten, vraagtekens, uitroeptekens en hoofdletters weglaat, is een tekst vaak veel moeilijker te lezen.

Slide 7 - Slide

Een voorbeeld zonder leestekens
hallo hoe gaat het met jou goed en met jou met mij gaat het ook goed op welke dag zullen we afspreken of hebben we al een afspraak nee ik geloof het niet is maandag goed maandag is goed

Slide 8 - Slide

Nu met leestekens
Hallo! Hoe gaat het met jou? 
Goed, en met jou?
Met mij gaat het ook goed. Op welke dag zullen we afspreken? Of hebben we al een afspraak?
Nee, ik geloof het niet. Is maandag goed?
Maandag is goed.



Slide 9 - Slide

Wanneer gebruik je een vraagteken? 
Een uitroepteken gebruik je bijvoorbeeld na een uitroep of oproep. 
Houd op met dat geschreeuw!
Goed gedaan!
Gebruik niet te veel vraagtekens en uitroeptekens in een tekst, want dan komt je tekst niet meer serieus over.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Een komma,
Als je komma’s gebruikt, kan de lezer de tekst makkelijker lezen. Komma’s zet je op plekken waar je een leespauze houdt. 
Er is een aantal gevallen waarin je vaak een leespauze houdt en dus een komma gebruikt:
  • tussen twee bijvoeglijke naamwoorden;
  • tussen twee persoonsvormen;
  • voor voegwoorden.



Slide 12 - Slide

Tussen bijvoeglijke naamwoorden

Slide 13 - Slide

Tussen 2 persoonsvormen

Slide 14 - Slide

Een komma voor een voegwoord
In deze zin gebruik je ook een komma, want er staat een voegwoord in deze zin.

Andere voegwoorden waar je een komma voor zet zijn: 
maar, of, omdat, daardoor, waardoor, dat, dus, terwijl, zodat, totdat, nadat, etc.

Slide 15 - Slide

De betekenis van de zin verandert
Ik hou van je ma.
Ik hou van je, ma. 

Slide 16 - Slide

Korte zinnen of lange zinnen?
Hoe lang zijn je zinnen dan ongeveer? Nou, je zult zinnen hebben van 10 woorden, 15 woorden. Laten we zeggen: maximaal 20 woorden. En dat is best lang hoor!

Slide 17 - Slide

Te lange zin :-(

Slide 18 - Slide

Dit is beter :-)

Slide 19 - Slide

Tips
1. Beperk je tot 1 boodschap per zin. Na die boodschap zet je een punt.
2. Als je voelt dat er een automatische adempauze is op het moment dat jij de zin uitspreekt, kun je daar ook een punt zetten. De zin daarna verbouw je dan een klein beetje en je hebt twee prachtige losse zinnen.

Slide 20 - Slide